Inwoners van de Peruaanse hoofdstad Lima zagen woensdag meer soldaten en politie patrouilleren op straat, de eerste dag van de noodtoestand, afgekondigd door de onlangs beëdigde president José Jerí in een poging de criminaliteit in te dammen.
Het ingrijpende decreet schorste verschillende grondwettelijke rechten – waaronder de vrijheid van vergadering en protest – en verbood dagelijkse activiteiten zoals twee volwassenen die op een motorfiets rijden.
Jerí nam het presidentschap op 10 oktober over, nadat parlementsleden de toenmalige president Dina Boluarte hadden afgezet, deels vanwege haar onvermogen om de stijgende criminaliteit in het Zuid-Amerikaanse land te beteugelen.
Hij riep de noodtoestand uit een week nadat een massaal protest, waarbij zijn aftreden werd geëist, gewelddadig uitpakte. Eén demonstrant werd door de politie gedood en een andere burger liep een ernstige schedelfractuur op.