Een graf is meer dan steen en cement. Het is een plek van herinnering, eerbied en eeuwige rust. Toch werd deze rust in het district Coronie ruw verstoord. Tussen 18 en 21 oktober werd de grafkelder van de heer W.L. opengebroken. Een sieraad en geld, met hem begraven volgens traditie, werden gestolen. Wat achterbleef was een gruwelijk tafereel: een opengebroken kist, verspreide kledingstukken en geschonden stilte.
Deze daad is niet alleen strafbaar volgens artikel 199 van het Surinaamse Wetboek van Strafrecht, maar ook een diepe aantasting van onze morele en culturele waarden. In Suriname hechten we groot belang aan eerbied voor de doden. Onze begraafplaatsen zijn plekken van troost, traditie en verbondenheid. Wanneer deze heiligheid wordt doorbroken, raken we iets fundamenteels kwijt: respect voor het leven en de dood.
Wat zegt dit over ons als samenleving? Als grafschennis mogelijk is, wat volgt dan? In andere landen zien we hoe moreel verval leidt tot normalisering van geweld, disrespect en ontmenselijking. In sommige regio’s zijn begraafplaatsen zelfs doelwit van georganiseerde plunderingen, waarbij lichamen worden verhandeld en rituele objecten gestolen. Willen we die kant op?
Dit incident moet een wake-up call zijn. Niet alleen voor wetshandhaving, maar voor ons collectief geweten. We moeten terug naar de kern: respect, empathie en gemeenschapszin. Laat dit geen vergeten misdaad zijn, maar een moment van bezinning. Want wie de doden niet eert, verliest het kompas voor het leven.
