Surinameās groene belofte onder druk van zwart goud
Suriname profileert zich internationaal als een van de weinige landen met een ācarbon negatieveā status: haar regenwoud absorbeert meer COā dan het land uitstoot. Maar die groene reputatie staat onder druk. Sinds de ontdekking van offshore olievelden in het Guyana-Suriname Basin, beweegt het land zich richting een nieuwe rol als het gaat om de productie van fossiele energie.
Offshore olieprojecten waaronder het GranMorgu-project (Blok-58) overeengekomen met en geleid door TotalEnergies, beloven miljarden aan olie-inkomsten. In presidentiƫle toespraken wordt benadrukt dat die inkomsten cruciaal zijn voor armoedebestrijding en infrastructuurontwikkeling.
Tegelijkertijd beloven beleidsmakers dat Suriname āgroen zal blijvenā en spreken ze van āduurzame exploitatieā en āgroene olieā termen die in klimaatwetenschappelijke kringen op weinig begrip kunnen rekenen.
Politiek gezien is de koers dubbelzinnig. Er is geen garantie dat de beloofde carbon negatieve status behouden blijft. Grootschalige olie-exploitatie brengt niet alleen directe uitstoot met zich mee, maar ook risicoās op ecologische schade en afhankelijkheid van een vervuilende industrie. Internationale klimaatdoelen vereisen een afbouw van olieproductie, niet een uitbreiding.
Suriname staat op een kruispunt: kiest het voor korte termijn welvaart via olie, of voor lange termijn leiderschap in klimaatbeleid? Belangrijk is een duidelijk plan om olie-inkomsten te investeren in duurzame transitie. Zonder zoān strategie dreigt het land zijn unieke klimaatpositie te verliezen – en daarmee ook zijn moreel gezag op het wereldtoneel.