De aangekondigde herfinanciering van SRD 4,2 miljard in de ontwerp-begroting lijkt op het eerste gezicht een verstandige poging van president Jennifer Simons om een nieuwe default te voorkomen. Door oude schulden met nieuwe leningen af te lossen, koopt de regering tijd — vooral richting 2027, wanneer zwaardere aflossingen dreigen. Maar de vraag blijft tegen welke rente deze herschikking zal plaatsvinden.
De vorige Oppenheimer-deal bracht Suriname leningen met rentes tot boven de 12%, wat de schuldenberg enkel deed groeien. Als de nieuwe herschikking opnieuw onder commerciële voorwaarden gebeurt, zal de rente-druk op de begroting toenemen, zelfs al worden de looptijden verlengd.
Elke procentpunt stijging in rente vertaalt zich in honderden miljoenen extra aan jaarlijkse lasten — geld dat niet beschikbaar is voor gezondheidszorg, onderwijs of koopkrachtversterking.
Zonder voldoende exportgroei of belastinginning blijft de staat afhankelijk van externe financiering. Dat betekent dat er minder ruimte is voor prijsbeheersing, loonsverhogingen of subsidies, terwijl de bevolking al te maken heeft met inflatie en dalende koopkracht. Een herschikking kan dus tijdelijk stabiliteit brengen, maar geen structurele oplossing bieden zolang Suriname zijn inkomstenbasis niet vergroot.
Het risico is dat de regering door “schuldverplaatsing” slechts de rekening doorschuift naar de volgende generatie — tenzij er parallel beleid komt dat groei, productie en belastingdiscipline versterkt. Alleen dan kan herfinanciering werkelijk verlichting brengen in plaats van een uitgestelde crisis.