Poepejantje of politieke pion? De NPS in een lastig parket rond het gratieverzoek

De term “poepejantje” – ooit een oud Surinaams scheldwoord – kreeg nieuw leven toen een voormalig parlementariër het gebruikte om vicepresident Gregory Rusland te beschrijven. Volgens hem zou Rusland, als lid van de coalitie onder president Jennifer Simons, weinig te zeggen hebben. Die uitspraak klinkt vandaag opnieuw door nu Rusland, ook voorzitter van de NPS, voor een politiek dilemma staat: hoe om te gaan met het gratieverzoek voor vier veroordeelden in het Decemberstrafproces – Ernst Gefferie, Benny Brondenstein, Stephanus Dendoe en de voortvluchtige Iwan Dijksteel.

Volgens artikel 109 van de Grondwet heeft de president het recht om gratie te verlenen, maar in de praktijk is dat ook een politieke keuze. Omdat Simons niet alleen president is, maar ook voorzitter van de NDP, de partij die ooit werd opgericht door Desi Bouterse, ligt de gevoeligheid extra hoog. De NPS kan het besluit van de president niet zomaar volgen zonder haar geloofwaardigheid te riskeren.

De partij van Rusland was eerder al duidelijk over haar principes. Tijdens de vorming van de huidige coalitie stelde de NPS dat 25 februari 1980 – de dag van de militaire coup – niet opnieuw als nationale vrije dag mocht worden herdacht. Volgens Rusland was dat geen dag van bevrijding, maar van ondermijning van de democratie.

Die opstelling maakt het gratieverzoek extra beladen. Als de NPS steun geeft aan gratie voor de veroordeelden, lijkt dat op een verraad aan haar eigen geschiedenis. Maar verzet tegen de president kan de coalitie onder druk zetten.

Gregory Rusland staat dus opnieuw in het midden van de storm. Of hij het etiket “poepejantje” weet af te schudden, zal blijken uit zijn keuze: meebewegen met de macht of vasthouden aan principe – met alle politieke gevolgen van dien.

error: Kopiëren mag niet!