Voor Melissa, moeder van twee jonge kinderen, is vakantie allang geen ontspanning meer, maar een herinnering aan wat ooit kon. Ze werkt zes dagen per week als kassamedewerkster, maar met haar maandloon redt ze het nauwelijks tot het einde van de maand. “Vroeger droomde ik van een reis naar Curaçao”, zegt ze zacht. “Nu droom ik van een dag waarop ik niet hoef te rekenen.”
Deze vakantie bleef ze thuis. Geen Nickerie, geen zwembad, geen uitstapje naar het binnenland. Zelfs een dagje Weg naar Zee werd te duur. “Je denkt: ik blijf thuis, dat kost niets. Maar dat is een leugen”, zegt ze. “De kinderen eten meer, gebruiken meer stroom, de ventilator draait de hele dag. Alles stijgt — behalve mijn salaris.”
De stress knaagt aan haar. Ze heeft gehuild, ja, maar dat hielp niets. “Ik ben gestopt met huilen”, zegt Melissa. “De tranen maken de rekening niet kleiner.”
Wat haar het meest pijn doet, is het gevoel van onzichtbaarheid. “De politici zeggen dat het beter gaat. Maar ik zie het niet. Zij vliegen naar het buitenland, hun kinderen studeren in Nederland. Waarom zouden ze tijd hebben voor iemand zoals ik?”
Toch staat ze elke ochtend weer op, maakt ontbijt, glimlacht naar haar kinderen. “Ik doe alsof het goed gaat”, fluistert ze. “Maar binnenin ben ik moe. Alleen… opgeven kan ik niet.”