Gratie onder druk: hoe ver mag genade reiken in de zaak van de December veroordeelden?

Advocaat Irvin Kanhai heeft op 17 september een gratieverzoek ingediend bij president Jennifer Simons voor vier veroordeelden uit het Decemberstrafproces. Hij beroept zich op humanitaire gronden en beweert dat er sprake was van “onevenredige rechtspleging.” Het Kabinet van de President ontkent echter ontvangst van het verzoek.

De veroordeelden – Ernst Gefferie, Benny Brondenstein, Stephanus Dendoe en de voortvluchtige Iwan Dijksteel – kregen elk vijftien jaar cel voor hun aandeel in de moorden van 8 december 1982.

Volgens Kanhai verdienen zij heroverweging van hun straf vanwege leeftijd, gezondheid en vermeende procedurele fouten.

De presidentiële communicatieafdeling stelt echter “nog geen officieel verzoek te hebben ontvangen.”

NDP-ondervoorzitter Ramon Abrahams noemde het initiatief “een humane stap die de samenleving tot verzoening kan brengen.”

ACHTERGROND

In het Decemberproces oordeelde het Hof van Justitie in 2023 dat de verdachten schuldig waren aan medeplichtigheid bij de moorden op vijftien prominente critici van het militaire regime.

De veroordelingen kwamen na decennia van vertraging en politieke spanningen.

Het recht op gratie is in Suriname vastgelegd in artikel 109 van de Grondwet, dat bepaalt dat de president dit recht kan uitoefenen na advies van de rechter die het vonnis uitsprak.

De procedure moet zorgvuldig, transparant en juridisch houdbaar verlopen — vooral in dossiers met politieke of mensenrechtelijke dimensies.

ANALYSE & COMMENTAAR

Internationale normen beperken het recht op gratie bij ernstige mensenrechtenschendingen.

Het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens heeft herhaaldelijk geoordeeld dat amnestie of gratie bij politieke moorden of verdwijningen niet toelaatbaar is, omdat dit het recht van slachtoffers op waarheid en gerechtigheid schendt.

Volgens Amnesty International en andere waakhonden mag genade nooit leiden tot straffeloosheid.

Daarbij geldt dat verdragen zoals het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens (AVRM) en het IVBPR voorrang hebben boven nationale wetten — wat betekent dat de Surinaamse president bij haar besluit rekening moet houden met internationale verplichtingen.

Een gratiebesluit moet dus duidelijk gemotiveerd zijn en de belangen van slachtoffers erkennen.

Zonder transparantie en zorgvuldige afweging dreigt gratie te worden gezien als politieke vrijgeleide.

De recente uitspraak van het Constitutioneel Hof, dat delen van de Amnestiewet ongrondwettig verklaarde, toont aan dat Suriname geen onbeperkt speelveld heeft.

Conclusie:

Suriname staat opnieuw op een kruispunt tussen recht en verzoening.

Of president Simons dit verzoek zal behandelen, en zo ja hoe, zal bepalen of de rechtsstaat overeind blijft — of opnieuw wordt getest door de schaduw van 1982.

error: Kopiëren mag niet!