Bij de viskraam van Ronny op de Zondagse Markt is het rumoerig. Niet door de scherpe geur van vis, maar door de scherpe woorden. “Als ik mijn vis voor 1 SRD verkoop, dan kan ik zelf niet eten”, snauwt Ronny, “Alla sani kon diri”.  Zijn klanten lopen hoofdschuddend door. De prijzen stijgen sneller dan de zee bij vloed, terwijl de gewone man getraumatiseerd spartelt als een vis op het droge.Â
“Vroeger was het beter”, zucht Genevieve. “Toen kreeg je zoutvlees en bakkeljauw van Sociale Zaken tot aan huis. Nu moet je een lening nemen voor een kilo vis.” Ze knippert met haar lange wimpers van frustratie.
Adhin heeft intussen een slim plan. “We wachten gewoon op 25 november. Voor 65 miljoen kunnen we zeker een stukje gebakken vis eten bij tante Jenny op het paleis. Dat kan nog net van de begroting af.”
Gregory gooit olie op het vuur: Voor zijn part kunnen ze de hele politiek afschaffen. Meer dan 50 jaar leugens en voor de gek houderij. “Ze eten zich rond, wij eten luchtballonnen”.
Dora keert zich om, haar ogen vol boosheid: “Wij hebben trauma’s en zij hebben diners. Ze hoeven nimmer, nada, nooit te bezuinigen. Wij wel.”
Ergens in een aircoruimte proosten politici alvast op 50 jaar onafhankelijkheid. Met champagne, steak en minstens SRD 130.000 per persoon uit de zogenaamd lege Staatskas. Ze zijn niet afhankelijk van armoede.Â
Armoede is voor het domme volk. “Un musu tai un bere”, zegt Steven. “Al meer dan 50 jaar horen we dat we de buikriemen strak moeten trekken en toch: Neks no e kenki. Hoe dan?”