Voorzichtigheid geboden met Wet op de Staatsschuld

In Suriname is een discussie ontstaan over de Wet op de Staatsschuld. We hebben eens een hele discussiegehad over het niveau van de staatsschuld en het beperken daarvan middels wetgeving. De Wet op de Staatsschuld werd alzo geboren. Elke keer bleek dat de obligoplafonds, dat zijn de limieten om leningen te nemen, moesten worden verruimd, omdat nieuwe regeringen steeds ruimte nodig moesten krijgen om kapitaal te lenen. De leningen bleven maar toenemen totdat we zo een punt bereikten dat we tot de landen behoorden met de meeste schulden in de wereld. Dit is afgezet tegen het bruto binnenlands product van ons land.

Bij de aantreding van de regering in 2002 was het gebrek aan kennis omtrent de juiste omvang en samenstelling van de staatsschuld één van de vele markante punten, die werden geconstateerd in de chaotische toestand waarin de financiële administratie van het land verkeerde. Suriname was toen geplaatst op “credit watch” met een “negative outlook” door het gezaghebbende ratingagentschap Standard & Poors. Geconstateerd was dat in vele gevallen aangegane schuldverplichtingen niet werden geregistreerd in de administratie en bij de Rekenkamer van Suriname. Voordat de wet werd aangenomen werd toen een commissie in het leven geroepen, die een inventarisatie van de totale staatsschuld moest maken, in al haar samenstellende delen en’ verschijningsvormen, onderverdeeld naar binnenlandse en buitenlandse schuld alsmede vaste en vlottende schuld, inclusief afgegeven Staatsgaranties. De Commissie heeft erop gewezen dat er een noodzaak is om de staatsschuld te relateren aan macro-economische grootheden.

In het begin toen de wet werd aangenomen werd een dwingende verplichting gelegd op de regering om binnen een periode van 5 jaar de staatsschuld te brengen naar een niveau van 60% van het bruto binnenlands product (bbp). Tevens waren er bepalingen opgenomen, die impliciet rekening hielden met de groei van het jaarlijks begrotingstekort in relatie tot de groei van de economie, i.c. de groei van het bbp. Ook zijn er strafbepalingen opgenomen voor het geval dat bewindslieden zich niet houden aan de bepalingen van deze wet. Met deze wet werd tevens goedgekeurd, de instelling van een Bureau voor de Staatsschuld teneinde het beheer van de Staatsschuld te professionaliseren.

De wet beoogde om te voorkomen dat in de toekomst onduidelijkheid zou ontstaan omtrent de omvang en de samenstelling van de staatsschuld en dat bewindslieden schulden aangaan, die niet bij wet zijn gedekt. Verder was het de bedoeling van de wet om te voorkomen dat schulden worden aangegaan, die geheim worden gehouden en dat schulden worden aangegaan tegen slechte voorwaarden. 

De wet had tevens als doel om de omvang en de samenstelling van de Staatsschuld te binden aan normen, die verband houden met de mogelijkheden die de economie biedt. Worden limieten overschreden dan worden sancties opgelegd op overtreding van de rechtsregels. De bedoeling was om bewindslieden te dwingen tot ordelijke begrotingsdiscipline en rapportage aan de controle-organen. Het Bureau voor de Staatsschuld werd ingesteld met verplichte, regelmatige publicatie van de cijfers.

De regering voelde in 2002 dat het een immense taak was om de staatsschuld naar de richtlijnen van de wet te reduceren. De staatsschuld was eind 1996 circa 69,0 miljard gulden Surinaams courant en in de periode daarna was het gestegen tot circa 1.085,0 miljard gulden Surinaams courant op 15 november 2000, derhalve een toename van 1472,5%. Dat zou extra zware offers vragen van de gehele natie werd voorzien, daar de explosief gegroeide staatsschuld voornamelijk consumptief zou zijn aangewend. 

Een volwassen democratie bestaat bij de gratie van openheid. Dat betekent openbaarheid van de stand van de staatsschuld. 

Krachtens de wet gelden er obligoplafonds die dwingend de nominale waarde aangeven welke de bruto staatsschuld maximaal mag aannemen. Het gaat om plafondwaarden die niet dan bij wet overschreden mogen worden. Er is voorzien in een plafond voor de bruto binnenlandse schuld en een plafond voor de bruto buitenlandse schuld. De beide plafonds tezamen geven het obligoplafond voor de totale bruto staatsschuld. Tussen de plafonds vindt er geen compensatie van ruimte plaats. Een overschrijding van het ene plafond kan dus niet worden gecompenseerd met een onderschrijding van het andere obligoplafond.

De schuldquote van de bruto staatsschuld mag volgens die criteria niet hoger zijn dan 60 procent van hun nominaal bruto binnenlands product tegen marktprijzen, kortweg bbp. Dit percentage wordt tegenwoordig vrij algemeen als toetsingsnorm gehanteerd. Overschrijding van het plafond kan leiden tot strafvervolging en gevangenisstraf voor de minister van Financiën. 

Belangrijk was dat een Bureau voor Staatsschuld was ingesteld in 2002. Het Bureau voor de Staatsschuld, ook wel Suriname Debt Management Office (SDMO), is een Surinaamse overheidsinstantie in Paramaribo die in 2002 werd ingesteld per artikel 14 van de Wet op de Staatsschuld. Het bureau ressorteert onder het ministerie van Financiën en heeft de taak om de staatsschuld te beheren. Het heeft de verplichting om de hoogte van de staatsschuld elk kwartaal te publiceren. Hierbij wordt niet alleen de schuld van de nationale overheid beheerd, maar ook die van de parastatalen (overheidsinstellingen). 

Het bureau maakt onder meer een schuldenplan wanneer het obligoplafond is overschreden, wat neerkomt op het aandeel van de staatsschuld in het bruto binnenlands product. Dit plafond is vastgelegd op 60%, waarbij het aandeel van de binnenlandse schuld 25% mag zijn en de buitenlandse schuld 35%. Wanneer een hogere staatsschuld aangegaan wordt, dient de minister goedkeuring te vragen bij het bureau. Het bovenstaande is een goede opfrisser, maar we blijven hopen dat het niet de spuigaten uitloopt met nieuwe schulden, want anders gaat de mofinawang het merken in de supermarkt.

error: Kopiëren mag niet!