De angst van Dick Schoof voor het woord genocide

De Nederlandse demissionaire premier Dick Schoof durft het woord genocide niet uit te spreken over Gaza. Terwijl de wereld — van de Verenigde Naties tot Amnesty International — de massamoord op meer dan zestigduizend Palestijnen door het Israëlisch leger veroordeelt, kiest Nederland voor stil diplomatiek zwijgen. Schoof verschuilt zich achter het argument dat het Internationaal Gerechtshof nog geen definitieve uitspraak heeft gedaan.

Maar die terughoudendheid is niet neutraal — het is morele lafheid. Nederland, dat zich graag voordoet als kampioen van mensenrechten, zwijgt precies daar waar het geweten moet spreken. Door de feiten niet genocide te noemen, maakt Nederland zich medeverantwoordelijk voor het bloedbad in Gaza.

Die angst voor erkenning heeft wortels in het eigen misdadige koloniale verleden. Tussen de zeventiende en negentiende eeuw vervoerden Nederlandse handelaren onder de vlag van de West-Indische Compagnie (WIC) en de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) naar schatting zeshonderdduizend tot achthonderdduizend Afrikanen als slaven naar de koloniën, waaronder Suriname. Tienduizenden overleefden de overtocht niet — ze stierven aan boord, werden overboord gegooid of stierven op plantages door uitputting, marteling of ziekte.

Historici schatten dat meer dan driehonderdduizend mensen onder Nederlands gezag het leven lieten in een systeem dat in feite niets anders was dan genocide in slow motion — gericht op het breken van lichaam en geest van een volk.

Daarom durft Dick Schoof het woord genocide vandaag niet te gebruiken: want wie erkent dat anderen worden uitgeroeid, moet ook durven erkennen dat Nederland zelf ooit een volk heeft uitgeroeid. De angst van Nederland is niet diplomatiek — het is historisch beladen angst. Angst voor de waarheid, angst voor schuld, angst voor gerechtigheid.

error: Kopiëren mag niet!