In het multicultureel kookpotje dat Suriname heet, borrelt van alles van Pom tot Politiek, maar de overheerlijke Tjauwmin blijft altijd op het vuur.
Terwijl Hindoestanen en creolen elkaar onnodig met woorden bestoken, de inheemsen volhardend pleiten voor hun grond, de Javaan stil observeert en de boeroe handel drijft, staan onze Chinese broeders achter hun wokpannen, kalm en geconcentreerd.
Geen demonstraties van hun zijde, geen boze ingezonden stukken, geen online comments, alleen de tikkende muziek van de lange vork tegen het metaal van de wokpan, in harmonische cadans met het rinkelen van hun kassa’s.
Geleidelijk aan is er in Suriname een nieuw taalkundig fenomeen ontstaan: “De Tjauwmin eters”. Dit zijn, volgens het publiek, geen gewone fijnproevers maar mensen die met een lekker bordje Topramen moksi hun principes snel vergeten.
Politieke leiders weten het sinds mensenheugenis. “Geef het volk brood en spelen”. De mond van een goed gevulde maag praat minder. Dus als er iets moeilijks te bespreken valt: stakingen, corruptie, posities, hogere lonen of pensioenen, dan komt de Tjauwmin op de onderhandeltafel. Als argumenten falen, wint de Tjauwmin grandioos. Vakbondsleiders boos; Geef ze een bakje noedels. Journalist kritisch? Extra peper. Activist lastig? Doe er een schep moksi meti bij.
Onze Chinese broeders glimlachen alleen maar. Ze weten dat stilte soms meer zegt dan duizend vuurspuwende draken. Ze lachen in hun vuistje omdat ze begrijpen dat Tjauwmin niet zomaar eten is. Iedereen komt uiteindelijk Tjauwmin eten. Het is diplomatie in een bakje.
Zo draait de Surinaamse mallemolen verder. En zolang niemand oververhit raakt, blijven de Chinese tajersoep en de okro bravoe vredig pruttelen in de pan van de Surinaamse diversiteit. Elke groep heeft een eigen rol in dit nationale toneelstuk.
BRASA MIE