In Amsterdam trokken meer dan tweehonderdvijftigduizend mensen, gehuld in rood, de straat op uit solidariteit met Palestina. De demonstranten riepen op tot een onmiddellijk einde aan de “voortdurende genocide in Gaza” en hekelden de Nederlandse regering wegens haar steun aan Israël en haar stilzwijgen over de massamoord.
Volgens de betogers heeft de internationale gemeenschap, onder het Genocideverdrag van 1948, een wettelijke én morele plicht om in te grijpen. In de afgelopen twee jaar zijn meer dan tweeduizendzevenhonderd Palestijnse families uit de burgerregisters gewist, zesenvijftigduizend driehonderdachtenveertig kinderen wees geworden, en bijna twintigduizend kinderen gedood — naast tweehonderdvijfenvijftig journalisten, duizendzeshonderdzeventig zorgverleners en honderdveertig leden van de civiele bescherming.
De betoging viel samen met de aanloop naar de Nederlandse verkiezingen, waarbij activisten opriepen om geen enkele partij te steunen die de genocide niet expliciet heeft veroordeeld.