Je begint een gesprek over het Surinaamse onderwijs, rationeel en netjes. Je denkt: laten we het hebben over betere lesmethodes, betere leraren, en misschien zelfs een digitale leeromgeving die wél werkt als de wifi niet uitvalt. Logisch toch?
Maar dan komt iemand met het magische woord: “meer geld!”. Meer boeken! Meer lokalen! Meer toetsen! En ik denk alleen: meer stress bedoel je? In Suriname is het alsof de oplossing voor elk probleem in het onderwijs is: een nieuw gebouw openen met een lintje erbij en een minister die een toespraak houdt. De kinderen? Die zakken nog steeds massaal voor wiskunde.
En als het echt misgaat, komt het ultieme idee: “verlaag de norm, dan hebben we meer geslaagden!” Geniaal toch? Dan lijkt het alsof we vooruitgaan, terwijl het collectieve IQ van het land rustig een paar punten per jaar keldert.
Geef het nog even, en straks is de universiteitstoets: “Heb je een potlood? Gefeliciteerd, je bent aangenomen!”
Ondertussen blijven wij lachen en zeggen: wan tra fasi, a no bun, ma wi e go doro. Want ja, slimmer worden is één ding, maar slimmer doen alsof is pas echt Surinaams meesterschap.