De Schaduwkoning: Een gangsterdrama in stilte en terreur

Ik reed langs de kust in het donker, de stad leek een ademloze mond die mijn naam fluisterde. In dit land waren de vlaggen geplakt aan mantelzorgen en de wetten waren inkt op mijn hand. Niemand kende mij echt; ze noemden me een schaduw, een rekening op hun balans. Ik kocht ministers zoals anderen sigaren — discreet, routineus, met beloften die glommen als munten. Goud was mijn grammatica. Mineralen dansten in mijn commando’s; rivieren vloeiden in geheimen die alleen mijn kameraden telden.

De politiek was een theater waarin ik de regisseur bleef, onzichtbaar achter het gordijn. Journalisten aten de scripts die ik liet lekken, populisten herkauwden mijn slogans, en de menigte? Die sliep op de melodie die ik aan de macht gaf. Rust was niet vrijblijvend; rust was de valuta die ik eiste. Wie niet koesterde wat ik schiep, kon het volgende ochtend verdwenen zijn—vervangbaar, zoals kleren in een kleedkamer.

Mijn macht was geen lawaai, het was een stil pact: geef me je gezicht en ik geef je kansen; draai je terug en de stilte wordt een graf. Mijn mannen droegen geen namen, alleen instructies; hun stiltes waren mijn wapen. Terror was slim en patiënt; het vond zijn weg via contracten, via stemmen, via de tastbare belofte van goud onder de grond. Zelfs het nachtleven kende mijn wetten: elk pand, elke container, elke handdruk — alle teken van een rekening die moest worden vereffend.

Soms, als de maan loerde, leek mijn hart net zo leeg als de schatkist die ik vulde. Macht is een honger met een gezicht dat je niet mag kennen. En terwijl het land sliep onder het gewicht van mijn fluisteringen, wist ik: ontwaakt men ooit, dan is het te laat. 

Ik ben geen koning. Ik ben de schaduw die men smeekt te blijven voor altijd aanwezig.

error: Kopiëren mag niet!