De Verenigde Naties, opgericht in 1945 en sinds 1948 volledig operationeel, is in de ogen van velen achterhaald. Het systeem weerspiegelt de machtsverhoudingen van na de Tweede Wereldoorlog, maar de wereldorde van vandaag ziet er fundamenteel anders uit. Nieuwe blokken zoals BRICS, de EU en regionale coalities in Azië en Afrika hebben aanzienlijke invloed opgebouwd, terwijl het vetorecht in de Veiligheidsraad nog steeds de klassieke grootmachten bevoordeelt. In de praktijk geldt vaak het recht van de sterkste, niet de gelijkheid van alle naties.
Suriname’s president Jennifer Simons wees er tijdens de Algemene Vergadering op dat de oproep om de Veiligheidsraad te hervormen geen nieuwe is.
Al decennialang pleiten landen voor uitbreiding van het aantal permanente leden. Namen zoals Brazilië, India en een Afrikaanse vertegenwoordiging keren telkens terug, maar interne verdeeldheid en het veto van bestaande leden blokkeren elke vooruitgang. Grootmachten hebben er simpelweg geen belang bij hun privileges te delen.
Commentaar
Het debat legt een fundamenteel probleem bloot: multilaterale samenwerking werkt alleen wanneer alle partijen bereid zijn hun macht te temperen in het belang van het collectief. De Verenigde Staten, Rusland en China gebruiken hun vetorecht echter vooral als geopolitiek instrument, waardoor conflicten zoals in Oekraïne, Gaza en de Zuid-Chinese Zee vastlopen in diplomatieke stilstand. Kleine landen als Suriname blijven ondertussen roepen om hervorming, maar hun stem verdrinkt vaak in het gekrakeel van de grootmachten.
Toch blijft het van belang dat juist kleinere landen hun stem laten horen. Het pleidooi van Simons voor een roulerende zetel voor kleine eilandstaten en kuststaten is meer dan symbolisch: het benadrukt dat de VN alleen geloofwaardig blijven als zij werkelijk representatief worden. Zonder die hervorming dreigt de organisatie vast te lopen in haar eigen verleden, terwijl de wereld steeds meer in blokken uiteenvalt.