Veel burgers in de wereld begrijpen nog altijd niet dat vernietiging van de natuur onomkeerbaar is. Een boom die omvalt, een rivier die vervuild raakt of een bos dat verdwijnt, kan niet zomaar worden “teruggekocht”. Toch lijkt dit voor honderden miljoenen mensen die dagelijks in armoede leven een ver-van-hun-bedverhaal. Hun zorgen draaien om overleven: eten op tafel, een dak boven het hoofd.
Voor hen is milieu en natuur een luxeprobleem. Niet omdat ze dom zijn, maar omdat armoede geen ruimte laat voor lange termijn. Degenen die wel uit die fase zijn gekomen, zien beter dat hun eigen landen vaak de grootste vernietigers zijn. Industriële welvaart gaat ten koste van bossen, oceanen en luchtkwaliteit.
Wetenschappers waarschuwen dat kinderen van nu mogelijk zullen moeten leven met zuurstofmaskers of kunstmatige “zuurstofbommen”. Dit klinkt als sciencefiction, maar de eerste tekenen van onherstelbare schade zijn al zichtbaar: smeltende gletsjers, dode koraalriffen, verzurende lucht.
De natuur herstelt zich niet vanzelf. Elke dag dat we doorgaan op de huidige weg, komt de rampspoed dichterbij. Armoede moet bestreden worden, maar natuurvernietiging is geen bijzaak.
Wie wegkijkt, zadelt de volgende generatie op met een wereld die letterlijk de adem verliest.