Van Blair tot Baasaron: advies met bloedvlekken

Vertegenwoordigers van het Tony Blair Institute (TBI) hebben onlangs minister Andrew Baasaron van Economische Zaken, Ondernemerschap en Technologische Innovatie (kortweg EZ) ontmoet om te spreken over bestuur, beleidsuitvoering en communicatie. Op papier klinkt dat inspirerend: kennisdeling, strategisch advies en ondersteuning in beleidsvorming. Maar achter de faƧade van ā€œhervormingsinstitutenā€ schuilt een pijnlijk verleden dat we niet mogen negeren.

Tony Blair was premier van het Verenigd Koninkrijk van 1997 tot 2007. Hij geldt als een van de drijvende krachten achter de invasie van Irak in 2003, gebaseerd op de bewering dat Saddam Hoessein massavernietigingswapens bezat. Die wapens zijn nooit gevonden. De officiƫle rechtvaardiging bleek een drogreden, voortkomend uit geopolitieke belangen en bondgenootschap met de VS.

De tol voor Irak was verschrikkelijk: honderdduizenden burgers verloren het leven door geweld, bombardementen en de ontwrichting van een hele samenleving. Een land werd in chaos gestort, met gevolgen die tot vandaag voelbaar zijn.

Dat juist een instituut met de naam van Tony Blair nu als adviseur voor Suriname optreedt, roept terechte vragen op. 

Ja, wij moeten samenwerken met internationale partners om onze instellingen te versterken. Maar tegelijk moeten we beseffen dat deze ā€œschijninstitutenā€ ook bloed aan hun handen hebben. Hun huidige missies lijken soms meer op een poging tot morele compensatie voor de massa-moorden die onder hun verantwoordelijkheid hebben plaatsgevonden.

De uitdaging voor Suriname is om te profiteren van de expertise, zonder blind te zijn voor de morele last die achter zulke organisaties schuilgaat. Want samenwerken mag nooit betekenen dat we onze geschiedenis of die van anderen wegpoetsen.

error: Kopiƫren mag niet!