Brug over de Corantijnrivier: kansen en zorgen

De bouw van een brug over de Corantijnrivier, de natuurlijke grens tussen Suriname en Guyana, blijft een gevoelig onderwerp. Zowel de voormalige regering-Santokhi als president Irfaan Ali van Guyana hebben zich in het verleden uitgesproken als voorstander van deze verbinding. Ali benadrukte tijdens zijn recente herverkiezingscampagne nogmaals dat ontsluiting met Suriname belangrijk is voor de economische groei van de regio.

Tijdens de ontmoeting tussen president Ali en de nieuwe Surinaamse president Jennifer Geerlings-Simons werd het plan niet afgewezen, maar doorgeschoven naar een commissie die eerst de juridische status wil bestuderen. De kern van de kwestie: Suriname claimt dat de gehele rivier tot aan de Guyanese oever tot haar grondgebied behoort. Dit sluimerende grensgeschil maakt de besluitvorming ingewikkeld.

Eerder wees de NDP, toen nog in oppositie, de brug af. Onder Santokhi bleef de financiering een struikelblok. Zowel Suriname als Guyana verkenden mogelijkheden voor Chinese investeringen, maar ook pogingen om via publiek-private samenwerking (PPP) middelen te vinden, strandden zonder resultaat.

Toch liggen er duidelijke kansen. Guyana beschikt al over een wegverbinding naar Brazilië via de Takutu-brug. Dat opent voor Suriname perspectieven om via de Corantijnbrug toegang te krijgen tot de Braziliaanse markt en internationale handelscorridors. Voor het westen van Suriname, vooral Nickerie, zou dit een stimulans betekenen: betere logistiek, meer exportmogelijkheden voor landbouwproducten en kansen voor toerisme en handel.

De brug over de Corantijn kan Suriname strategisch voordeel opleveren, maar zonder oplossing van het grensgeschil blijft het een politiek mijnenveld. Economische vooruitgang vraagt samenwerking en vertrouwen, maar nationale soevereiniteit mag niet uit het oog worden verloren. De vraag blijft dus of Suriname kiest voor pragmatische ontwikkeling of vasthoudt aan principiële juridische posities.  

error: Kopiëren mag niet!