Decennialang beschouwde de Verenigde Staten Latijns-Amerika en het Caribisch gebied als hun invloedssfeer. Maar terwijl Washington de aandacht verlegde naar oorlogen in het Midden-Oosten en de rivaliteit met Rusland, bouwde China geduldig economische en diplomatieke invloed op. Het resultaat: Suriname en zijn buren kijken steeds vaker naar Beijing in plaats van naar Washington.
In Suriname begon dit met leningen en zichtbare projecten. Tijdens de financiële crisis stelde China snel krediet beschikbaar voor wegen, bruggen en woningen. Bedrijven als Huawei en ZTE installeerden telecommunicatie-infrastructuur, terwijl Amerikaanse investeerders grotendeels afwezig bleven. Staatsolie sloot joint ventures met Chinese oliemaatschappijen voor offshore-velden, waarmee Beijing strategische toegang kreeg tot toekomstige energiebronnen.
De goudsector toont hetzelfde patroon: waar Amerikaanse bedrijven zoals Newmont strikte voorwaarden kregen, leverden Chinese partners kapitaal, materieel en snelle deals. Voor een regering in nood was dat aantrekkelijker dan de vaak harde voorwaarden van het IMF of de VS.
Regionaal zien we dezelfde dynamiek. Guyana’s olie-industrie wordt naast ExxonMobil ook door de Chinese reus CNOOC ondersteund, waardoor Peking meepraat in een van de belangrijkste nieuwe energiebronnen ter wereld. Dominica, Grenada en andere Caribische landen erkenden Taiwan jarenlang, maar schakelden over naar Beijing in ruil voor leningen en infrastructuur. In Venezuela werd de schuldencrisis deels verzacht door Chinese voorfinanciering van olie.
De VS verloor terrein door afwezigheid en kortetermijnpolitiek, terwijl China consequent investeerde en soft power inzette via beurzen, culturele uitwisselingen en diplomatie. Zo is de “achtertuin” van Washington veranderd in een regio waar Beijing vaste voet heeft gekregen. Voor Suriname en zijn buren biedt dit kansen op ontwikkeling, maar ook nieuwe afhankelijkheden.