In Nepal is premier K.P. Sharma Oli afgetreden na dagenlange, felle protesten in de hoofdstad Kathmandu. Duizenden jongeren gingen de straat op om te demonstreren tegen corruptie, werkloosheid en de groeiende kloof tussen arm en rijk. Overheidsgebouwen, politiebureaus en woningen van politici werden bestormd en in brand gestoken. De beelden van jongeren die hun woede uiten, raken een gevoelige snaar in de regio.

Het doet denken aan de volksopstanden van de afgelopen decennia: vorig jaar nog in Bangladesh, eerder in Tunesië en Egypte. Steeds stonden armoede en corruptie centraal. Toch bleken deze revoluties vaak slechts een korte adem te hebben. Nieuwe regeringen kwamen, maar structurele verbeteringen bleven uit.
Ook Suriname kent een vergelijkbare geschiedenis. In 1980 greep legerleider Desi Bouterse via een coup de macht, zogenaamd om corruptie en wanbeleid te bestrijden. Het land belandde echter in nog grotere economische en sociale problemen. Later, in de jaren negentig, richtte de opstand tegen president Wijdenbosch zich eveneens tegen corruptie en crisis, maar ook daar bleef echte verandering uit.
De situatie in Nepal roept de pijnlijke vraag op of opstanden wel leiden tot duurzame oplossingen, of enkel nieuwe cycli van hoop en teleurstelling.