Hare Excellentie Linda Sobeh, ambassadeur van de Staat Palestina, overhandigde op donderdag 4 september haar geloofsbrieven als niet-residerende ambassadeur aan Hare Excellentie Christine Kangaloo, president van Trinidad en Tobago.

Dit markeert een nieuwe stap in de versterking van de Palestijnse betrekkingen met het Caribisch gebied, waar inmiddels meerdere Caricom-landen de Palestijnse diplomatieke vertegenwoordiging hebben verwelkomd.
Suriname speelt in dit verhaal een bijzondere rol. Ons land was op 2 februari 2011 een van de eerste Zuid-Amerikaanse én Caricom-landen die de Staat Palestina officieel erkende. Destijds stuurde president Desi Bouterse een brief aan president Mahmoud Abbas, waarin steun werd uitgesproken voor een onafhankelijke Palestijnse staat binnen de grenzen van 1967. Dezelfde verklaring werd gedeeld met de VN-secretaris-generaal.
Toch wacht de Palestijnse Autoriteit inmiddels al vijf jaar om hun geloofsbrieven ook in Paramaribo aan te bieden. Tijdens de regering van Chan Santokhi werden Palestijnse diplomaten stelselmatig genegeerd. Voormalig minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken wordt verweten hierin een verborgen agenda te hebben gevoerd, gedreven door zijn persoonlijke ambities richting de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en door nauwe banden met Israël.
Vandaag rust de verantwoordelijkheid op president Jennifer Simons om deze historische achterstand recht te zetten. Het uitnodigen van de Palestijnse ambassadeur om haar geloofsbrieven aan te bieden, zou niet alleen Suriname’s eerdere erkenning honoreren, maar ook bevestigen dat het land pal staat voor solidariteit met onderdrukte volkeren.
De lafhartige diplomatie van de vorige regering vraagt om correctie, zodat Suriname opnieuw kan laten zien waar het werkelijk voor staat in de wereldgemeenschap.
