In Suriname lijken we vaak verstrikt te raken in discussies die meer over emoties dan over inhoud gaan. Neem de recente belangstelling van een Canadese luchtvaartexpert voor de functie van directeur van de SLM. Nog voordat zijn kwalificaties zijn besproken, klonk er kritiek: “We doen net alsof de witte man het altijd beter weet dan wij.” Het woord “witte man” valt vaker dan je denkt, alsof dat alleen al genoeg reden is om iemand af te wijzen.
We horen ook: “We hebben genoeg deskundigen in Suriname.” En dat is waar. Maar waarom zien we elke buitenstaander als een bedreiging? Waarom kan kwaliteit niet gewoon kwaliteit zijn, of die nu van een Surinamer, diaspora-Surinamer of buitenlander komt?
Hetzelfde patroon zien we in de sport. Het nationale elftal maakt steeds vaker gebruik van diaspora-spelers, tot ongenoegen van een deel van het publiek. Tegenstanders vinden dat lokale spelers tekort worden gedaan, terwijl voorstanders benadrukken dat de diaspora het niveau van Natio kan verhogen en internationale successen mogelijk maakt. De discussie is hevig, maar structurele plannen om lokaal talent duurzaam te ontwikkelen blijven uit.
Ook in de politiek overheerst polarisatie boven inhoud. Tijdens het presidentschap van Bouterse werd vrijwel elk beleid door de oppositie afgekeurd. Toen Santokhi een groot deel van dat beleid voortzette of verscherpte, werd het opeens door zijn aanhang verdedigd. Het lijkt alsof we als volk meer bezig zijn met wie iets doet, dan met wat er gedaan wordt.
En dat is precies het probleem.
We hebben het voortdurend over de “witte man”, de diaspora, de politici van de andere partij, maar we kijken zelden eerlijk in de spiegel. Want diep van binnen geloven we vaak zelf niet dat we het beter kunnen. Onze trots zit vol onzekerheid. We roepen om verandering, maar veroordelen iedereen die een stap naar voren zet – of dat nu een buitenlander is of een eigen Surinamer die buiten ervaring heeft opgedaan.
Deze houding werkt verlammend.
Suriname heeft behoefte aan een cultuur waarin expertise wordt gewaardeerd, ongeacht afkomst of achtergrond. Vooruitgang vraagt om openheid voor samenwerking, gerichte investeringen in eigen talent en een kritische maar eerlijke blik op beleid – los van wie het uitvoert.
De vraag die we onszelf moeten stellen is niet: “Komt deze persoon van hier of van buiten?” maar: “Is dit de meest geschikte persoon voor deze rol?” Pas als we de emotionele reflexen loslaten en keuzes baseren op inhoud en kwaliteit, kan Suriname stappen vooruit zetten.
Preani Koendjbiharie