Het is wel raar dat bijna alle kabinetten in Suriname sinds 1980 het telkens voor elkaar krijgen om de salarissen van ministers, DNA-leden en bestuursleden te verhogen, maar nooit bereid zijn geld vrij te maken voor zaken die de samenleving direct raken. Wanneer burgers vragen waarom er wél middelen zijn voor politieke elites maar niet voor onderwijs, gezondheidszorg of sociale steun, blijft een geloofwaardige uitleg altijd uit.
Een concreet voorbeeld: in 2020 besloot de regering om de salarissen van hoge functionarissen en parlementariërs te verhogen, ondanks de economische crisis en IMF-onderhandelingen die juist soberheid en bezuinigingen vereisten. Terwijl ambtenaren maanden moesten wachten op hun toelagen en ziekenhuizen met tekorten kampten, werden de inkomens van de top veiliggesteld.
Het patroon is pijnlijk duidelijk: het draait niet om het algemeen belang, maar om eigenbelang. Terwijl gezinnen worstelen met stijgende prijzen en jongeren zonder perspectief blijven, zien bestuurders hun eigen inkomsten structureel groeien. De kloof tussen bestuur en burger wordt zo alleen maar groter.
“Waarom moet het volk altijd wachten, terwijl politici zichzelf meteen belonen?”, vraagt deze burger zich af. Een antwoord komt er nooit. Alleen de stilte van een systeem dat zichzelf eerst bedient.