Olie- en gasvoorraden wekken hoop, maar zonder visie blijft de economie kwetsbaar
De Surinaamse economie leunt al decennialang zwaar op de extractieve industrie. Delfstoffenwinning is van cruciaal belang geweest voor de Surinaamse economie. Bauxiet bracht in de vorige eeuw tijdelijke welvaart, maar structurele ontwikkeling bleef uit. De ervaringen met bauxietmaatschappij Alcoa vormen inmiddels een waarschuwing: grondstoffen alleen zijn geen garantie voor duurzame vooruitgang.
Vandaag de dag wordt de hoop gevestigd op olie en gas. Internationale bedrijven hebben in Surinaamse wateren veelbelovende vondsten gedaan, en de verwachtingen zijn hooggespannen. Toch schuilt hierin hetzelfde gevaar: een afhankelijkheid van de wereldmarktprijzen en een fragiele economie wanneer de olieprijs daalt of internationale investeerders hun koers wijzigen.
Opvallend is dat de politieke blik vaak smal gericht is op Guyana, waar de olieboom al gaande is. Vergelijkingen worden nauwelijks gemaakt met landen als Brazilië of Noorwegen, die met scenario-denken en internationale samenwerking hun grondstoffen benutten voor bredere economische ontwikkeling.
“Suriname moet verder kijken dan de buren”, zegt deskundige Hans Lim A Po in een publicatie, “Olie en gas zijn een kans, maar zonder een breed plan voor onderwijs, technologie en diversificatie, is het een kans die net zo snel verdampt.” Zonder kennis en hoge standaarden komen we er niet.
De regering staat voor een keuze: óf het land herhaalt de fouten van het bauxiettijdperk, óf het benut de olie-inkomsten om een moderne, veerkrachtige economie op te bouwen. Alleen met visie en lef kan Suriname voorkomen dat het opnieuw gegijzeld wordt door de grillen van de grondstoffenmarkt.
