In de verzengende hitte van 35 graden met hoge luchtvochtigheid draaien de kledingfabrieken van Guangzhou op halve kracht. Waar ooit honderden werkplaatsen floreerden, staan nu veel gebouwen leeg. Oorzaken zijn stijgende kosten, dalende exportorders en de Amerikaanse importheffingen die onder president Donald Trump werden ingevoerd.

Decennialang vormden kleine familiebedrijven de ruggengraat van Chinaās exportindustrie, met productie van kleding, speelgoed en elektronica. Maar handelsspanningen hebben diepe sporen nagelaten: veel eigenaren hebben hun productie teruggeschroefd, personeel ontslagen of definitief gesloten. āEr komen veel werkzoekenden binnen die elders hun baan kwijt zijnā, zegt manager Li Changqing, āmaar ik kan nauwelijks aannemen omdat orders schaars blijven.ā

Ook verbeterde levensstandaarden maken arbeiders kieskeuriger. Om personeel te behouden, investeerde Li in aircoās, maar hogere lonen en huren blijven drukken. Onervaren werknemers verdienen zoān 500 dollar per maand, wat zwaar weegt op noodlijdende werkplaatsen.
Tegelijkertijd levert China jaarlijks miljoenen universitair afgestudeerden af, waardoor minder jongeren fabriekswerk willen doen. Daarnaast trekken goedkopere productielanden zoals Vietnam steeds meer orders weg.
Ondanks een tijdelijke handelswapenstilstand met de VS verwachten ondernemers geen verlichting. Zonder structurele veranderingen vrezen velen dat nog meer werkplaatsen in Guangzhou voorgoed zullen verdwijnen.