Tanzania heeft recent harde maatregelen aangekondigd: buitenlanders mogen geen kleine ondernemingen meer runnen zoals salons, buurtwinkels, restaurants en zelfs gidswerk in het toerisme. Ook het rechtstreeks inkopen van landbouwproducten is verboden.
De maatregel moet lokale werkgelegenheid beschermen en economische ruimte creëren voor de eigen bevolking.
Overtreders riskeren niet alleen boetes en gevangenisstraf, maar ook de intrekking van visa en werkvergunningen.
Volgens immigratie-expert drs. Jerry Persad is dit “een krachtige maar legitieme vorm van economisch zelfbehoud die in meerdere ontwikkelingslanden leeft, maar in Suriname dode letter blijft.”
Hij wijst erop dat in Suriname het midden- en kleinbedrijf (MKB) steeds meer terrein verliest aan buitenlandse ondernemers, vooral nieuwkomers die opereren vanuit hechte familie-eenheden, met lange werktijden, lage marges en directe toegang tot informele financiering.
“Onze eigen ondernemers hebben moeite te concurreren, en worden verdrukt in wijken, handelsstraten en markten. Tegelijkertijd faalt beleid om het Surinaamse MKB te beschermen of te versterken”, stelt Persad.
Hij pleit niet voor een kopie van het Tanzaniaanse verbod, maar wel voor een duidelijke herijking van immigratie- en ondernemersbeleid.
“Er moet bescherming komen voor sectoren waar Surinamers prioriteit moeten krijgen. En er moet controle komen op misbruik van werkvergunningen en schijnconstructies.”
Volgens hem is het tijd dat Suriname, net als Tanzania, het lef toont om zijn economische soevereiniteit te verdedigen, juist in deze tijd van kwetsbaarheid en herstructurering. “Als we niets doen, verliezen we niet alleen banen, maar ook onze economische identiteit.”