Ramdins ambities, Surinames schaamte  

Toen de Surinaamse regering in mei 2022 aankondigde een ambassade in Jeruzalem te openen, ging er een schokgolf door de multiculturele samenleving.

In de ogen van velen werd de erkenning van Oost‑Jeruzalem als hoofdstad van Israël gezien als het negeren van internationale consensus en een klap in het gezicht van de Palestijnen. Persbureau Reuters meldde destijds dat minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken tijdens een bezoek aan zijn Israëlische collega Yair Lapid verklaarde dat “Suriname van plan is een ambassade in Jeruzalem te openen”.

Daarmee zou Suriname zich aansluiten bij een handvol landen zoals de Verenigde Staten, Honduras en Guatemala die de Amerikaanse stap van 2018 volgden.

De aankondiging kwam des te opmerkelijker, omdat Suriname onder president Desi Bouterse al in februari 2011 als een van de eerste Zuid‑Amerikaanse landen de staat Palestina had erkend.

Het is tevens lid van de Islamitische Conferentie Organisatie en had daardoor altijd een relatief evenwichtige koers gevolgd.

Het plan om een ambassade te openen in Jeruzalem werd evenwel voorbereid zonder brede maatschappelijke discussie en stuitte vooral bij de Surinaamse moslimgemeenschap op onbegrip.

Niet alleen ligt de al‑Aqsamoskee op deze heilige plek, zij is voor moslims de derde heiligste plaats in de islam; op het complex staat ook de Rotskoepel waar volgens islamitische traditie de profeet Mohammed naar de hemel steeg.

Dat Jeruzalem door Israël bezet werd in 1967 en de status van de stad nog steeds onderwerp is van vredesonderhandelingen, maakte het plan nog controversiëler.

President Chan Santokhi trok het voorstel uiteindelijk in juni 2022 in en wees op gebrek aan financiële middelen; er was “geen budget voor het opzetten van een ambassade van Suriname in Israël”, verklaarde hij in het parlement.

De regering kondigde aan dat de niet‑residentiële ambassadeur Stevanus Noordzee de bilaterale relaties voorlopig vanuit Suriname zou behartigen.

Maar de reputatieschade was inmiddels aangericht: de bevolking kreeg het gevoel dat hun leiders buitenlands beleid vormgeven zonder hen te raadplegen, en dat puur om vriendjespolitiek te bedrijven met Washington en Tel Aviv.

OAS‑voorzitterschap boven mensenlevens?

Critici vermoeden dat de Jeruzalem‑ambassade vooral ingegeven was door de persoonlijke ambities van minister Albert Ramdin.

In maart 2025 werd hij tijdens een bijzondere sessie in Washington unaniem gekozen tot secretaris‑generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS).

De Caricom‑landen, Brazilië, Uruguay en andere staten steunden zijn kandidatuur.

Zijn verkiezing werd gezien als historisch, omdat nog nooit eerder iemand uit een Caribisch land die functie bekleedde.

Ramdin beschikte over ruime ervaring; hij was eerder OAS‑assistent‑secretaris‑generaal en sinds 2020 Surinames minister van Buitenlandse Zaken

Het is echter speculatief om te stellen dat Ramdin bereid was “over lijken van Gazanen” te gaan om de Amerikaanse steun voor zijn kandidatuur te winnen.

In werkelijkheid stemde Suriname in december 2024 in de VN‑Algemene Vergadering vóór een resolutie die opriep tot een onmiddellijke, onvoorwaardelijke en permanente humanitaire wapenstilstand in Gaza.

Het land schaarde zich daarmee bij 158 landen die een staakt‑het‑vuren steunden, terwijl slechts negen staten tegen stemden.

Ook bij eerdere VN‑resoluties, zoals ES‑10/22 van december 2023 waarin een onmiddellijke wapenstilstand en humanitaire toegang werden geëist, stemde Suriname voor

Dit gebeurde na lokale druk in Suriname, waarbij in het begin Suriname dat niet had gedaan.

Dat neemt niet weg dat het besluit tot een ambassade in Jeruzalem onbezonnen was en tot polarisatie leidde.

De Surinaamse regering moet transparanter uitleggen waarom dit initiatief überhaupt werd genomen.

Was er daadwerkelijk sprake van een Israëlische of Amerikaanse lobby?

Al Jazeera merkte op, dat de stap van de Verenigde Staten om in 2018 de ambassade te verplaatsen “verontwaardiging veroorzaakte bij de Palestijnen” en dat de internationale gemeenschap de annexatie van Oost‑Jeruzalem niet erkent

Zonder duidelijke baten op economisch of diplomatiek vlak is het lastig te rechtvaardigen waarom Suriname een eigen ambassade aldaar nodig zou hebben.

Respect voor de multi‑religieuze vrede vraagt om verantwoordelijkheid

Suriname staat internationaal bekend om zijn vreedzame co‑existentie van verschillende religies – in Paramaribo staan een moskee en een synagoge naast elkaar. Deze harmonie dreigde te worden verstoord door het plan voor een Jeruzalem‑ambassade.

De ophef leidde tot protesten en publieke verontwaardiging, waaronder een stille demonstratie tegen de Israëlische bezetting.

Gelukkig werd het initiatief begraven, maar de kloof van wantrouwen tussen de overheid van Santokhi en de samenleving is gebleven.

Met de installatie van president Jenny Simons in juli 2025 is het tijd om schoon schip te maken. Simons hoeft Ramdin niet automatisch als nationale kandidaat voor de OAS te blijven steunen. Hoewel de OAS‑secretaris‑generaal door de lidstaten wordt gekozen voor een termijn van vijf jaar, kan een lidstaat zijn vertegenwoordiger terugroepen of verzoeken dat hij aftreedt als hij het vertrouwen verliest.

De Surinaamse regering zou allereerst een parlementair onderzoek moeten instellen naar de gang van zaken rond de Jeruzalem‑affaire.

Op basis van de bevindingen kan Suriname in de OAS‑raad aangeven dat het zich distantieert van de eigen kandidaat en eventueel een motie indienen voor vervroegde verkiezingen, al vergt dat volgens de OAS‑statuten steun van twee derde van de leden.

Een andere optie is om Ramdin te vragen zelf zijn mandaat neer te leggen, uit respect voor de reputatieschade die het land heeft opgelopen.

Daarnaast verdient het aanbeveling dat Suriname zijn niet‑residentiële ambassadeur voor Israël terugroept, of op zijn minst zijn opdrachten tijdelijk opschort. Zolang Israël in Gaza een militaire campagne voert waarbij tienduizenden burgerslachtoffers vallen, zoals internationale nieuwsmedia dagelijks rapporteren, is het onkies om de bilaterale relaties te intensiveren.

De Surinaamse regering kan zich beter aansluiten bij internationale inspanningen om oorlogsmisdaden te onderzoeken en steun te verlenen aan humanitaire hulpverleners.

Tot slot is het cruciaal dat Suriname vasthoudt aan zijn traditie van solidariteit met onderdrukte volkeren. De erkenning van Palestina in 2011 was een principiële stap die respect oogstte in de regio. Die geloofwaardigheid mag niet worden verkwanseld door avontuurlijke diplomatie of persoonlijke ambities. Surinaamse politici hebben de plicht om transparant en ethisch te handelen, vooral wanneer het gaat om kwesties die de levens van duizenden mensen elders ter wereld raken.

error: Kopiëren mag niet!