In Suriname groeit de kloof tussen arm en rijk met stille snelheid, maar voelbare gevolgen. Volgens socioloog drs. R.A. Martodjojo wordt het tijd dat beleidsmakers ophouden te kijken naar macro-economische cijfers, beurskoersen of groeiprognoses, en in plaats daarvan naar het boodschappenkarretje van de gewone burger.
“Een economie waarin de meerderheid huilt bij de kassa is geen gezonde economie”, zegt hij. “Als mensen niet weten hoe ze hun kinderen te voeden of hun medicijnen te betalen, dan is er structureel iets mis.”
De inflatie in Suriname, samen met de koersschommelingen van de SRD, maakt het dagelijks leven haast onleefbaar voor de onderste 99%. Terwijl de elite privileges behoudt en speculeert met onroerend goed en buitenlandse valuta, moeten gezinnen keuzes maken tussen rijst of medicijnen.
Volgens Martodjojo komt dit door een hardnekkig neoliberaal denken dat economische groei als doel op zich ziet, zonder rekening te houden met sociale rechtvaardigheid. “De rijken zitten op hun erf met hekken, generatoren en dollars op de bank. Maar op de markten van Latour, Nickerie of Moengo klinkt het verdriet: ‘wan kilo kip na wan week salaris.’”
De sociale ongelijkheid in Suriname is schrijnend.
Toch blijft het perspectief van de meerderheid verontrustend: echte welvaart blijkt pas wanneer ook arme gezinnen hun winkelwagens vol krijgen. Dan pas is de economie echt gezond – niet wanneer de top 1% op jachten woont.
Hij pleit voor een andere meetlat: “Laat de supermarkt de barometer zijn. Meet hoe de moeder met drie kinderen het doet, niet hoe de toplaag hun rijkdom vergroot.”
Tot slot: “We moeten af van de mythe dat de welvaart vanzelf doorsijpelt. Wat van boven komt, zijn geen kansen — het zijn kruimels.”
De werkelijke economie is de strijd van de meerderheid. En die strijd wordt elke dag duurder.