In de nasleep van de verkiezingen van 25 mei duikt een bekende naam opnieuw op in het politieke landschap: Jennifer Simons. De oud-voorzitter van De Nationale Assemblée (DNA) laat via diverse media weten zich in te willen zetten voor “hard werken, eerlijkheid en transparant bestuur”. Maar roept die boodschap vertrouwen op, of is ze vooral een politiek statement zonder solide fundament?
Een belofte van transparantie
Simons, die van 2010 tot 2020 de voorzittershamer zwaaide in het Surinaamse parlement, heeft aangegeven zich opnieuw in te zetten voor publieke dienstverlening met integriteit. Volgens haar zijn de jaren waarin wanbestuur en vriendjespolitiek de toon zetten, voorbij – als het aan haar ligt. “We moeten een nieuw pad inslaan, gebaseerd op eerlijkheid en openheid”, aldus Simons in een recent interview.
Voor wie haar politieke carrière niet op de voet heeft gevolgd, klinkt dat als een nobel streven.
Maar de vraag die velen bezighoudt: hoe geloofwaardig is deze stelling gezien haar eigen politieke verleden?
Een erfenis van controversiële wetten
Gedurende haar tienjarige voorzitterschap van de DNA zijn meerdere omstreden wetten met ruime meerderheid door het parlement geloodst, vaak onder haar leiding en zonder breed maatschappelijk debat. Een van de meest besproken voorbeelden is de aanpassing van de Amnestiewet in 2012, waarmee de vervolging in het 8-decemberproces tijdelijk werd stopgezet. Simons verdedigde destijds de gang van zaken als “parlementair legitiem”, maar critici spraken van machtsmisbruik en ondermijning van de rechtsstaat.
Het verleden spreekt – of zwijgt?
De stelling “waar het verleden bekend is” krijgt in deze context bijzondere betekenis. Simons kan moeilijk ontkennen dat zij in het verleden actief heeft bijgedragen aan een bestuurscultuur die niet bekendstond om transparantie of publieke verantwoording.
Als voorzitter was zij immers niet slechts ceremoniemeester, maar een actieve bewaker van parlementaire processen – en in sommige gevallen, een drijvende kracht achter politieke besluiten van de toenmalige regering.
Haar huidige oproep tot “eerlijk en transparant bestuur” klinkt daarom bij velen als een paradox.
Politieke analisten stellen dat geloofwaardigheid niet enkel rust op woorden of beloftes, maar op het totaalbeeld van daden, nalatenschap en consistentie.
Verkiezingsretoriek of echte ommekeer?
Het is niet ongewoon dat politici na hun actieve machtsperiode een ander geluid laten horen.
Velen heroriënteren zich op hun rol, hun fouten en hun nalatenschap – sommigen uit oprechte bezinning, anderen uit politieke noodzaak of strategisch inzicht.
Of Simons tot de eerste of tweede categorie behoort, is nog niet duidelijk. Wat wél vaststaat, is dat zij – als zij werkelijk een rol wil spelen in het herstel van vertrouwen in de Surinaamse politiek – openlijk en concreet rekenschap moet geven van haar eigen rol in het verleden.
Niet met algemene beloften, maar met zelfkritiek en heldere voorbeelden van hoe het anders kan.
Conclusie
De geloofwaardigheid van Jennifer Simons’ belofte voor een transparant en eerlijk bestuur wordt ernstig beproefd door haar politieke verleden. Zolang ze geen verantwoording aflegt over controversiële keuzes tijdens haar voorzitterschap en geen afstand neemt van wetgeving die het democratisch proces ondermijnde, blijft haar stelling twijfelachtig. In de politiek telt niet alleen de richting waarin men beweegt, maar vooral waar men vandaan komt.
Of zoals een oud gezegde luidt: Wie het verleden kent, herkent de waarheid van het heden.
Jo-Anna Pinas