Op 1 juni hebben zes politieke partijen in Suriname een samenwerkingsovereenkomst getekend, met als einddoel: het vormen van een nieuwe regering. Deze stap markeert een belangrijk politiek moment, maar het traject richting daadwerkelijke machtsvorming is nog lang niet voltooid.
De komende weken zullen in het teken staan van onderhandelingen over de verdeling van ministersposten en andere sleutelposities.
Volgens politiek analisten in Suriname liggen de kansen én de risico’s open. De samenwerking lijkt ambitieus, maar broos. Vooral de positie van ABOP, PL, A20 en BEP roept vragen op. Niet per se vanwege gebrek aan kwaliteit of kader, maar vanwege de vraag of zij in staat zullen zijn stand te houden binnen een coalitie van zes. Interne spanningen en uiteenlopende belangen liggen op de loer.
In deze context is het goed om te herinneren dat, ondanks de verdeling van functies, uiteindelijk de president benoemt en ontslaat. Dat is in het verleden in alle regeringen herhaaldelijk gebleken. De partijen hebben geen stevig juridisch houvast om hun posities te waarborgen; er is geen grondwettelijk systeem dat coalitieafspraken wettelijk beschermt.
Eén partij springt er echter uit: de NPS. Zij leveren naast ministers ook de vicepresident, een sleutelpositie in het politieke machtsspel. De vicepresident wordt gekozen door De Nationale Assemblee (DNA) en kan niet door de president worden ontslagen. Dit geeft de NPS een structureel sterkere positie binnen de coalitie – een ankerpunt in een potentieel wankel schip.
De komende weken zullen cruciaal zijn. De vraag is niet alleen wie welke posten krijgt, maar vooral wie overeind blijft als de politieke stormen opsteken. Het Surinaamse publiek kijkt toe – met hoop, maar ook met scepsis
