BW zal inspanningen vergen

De belanghebbenden en deskundigen die het behoren te weten zijn vrij laat in het vragen aan de regering om de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) aan te houden of ten minste om het gefaseerd in te voeren. De goedkeuring van wetten is een taak van DNA, maar de regering kondigt soms bepaalde goedgekeurde wetten niet af waardoor deze niet in werking treden. In het geval van het NBW is deze integraal goedgekeurd enkele weken terug zonder dat vernieuwingen en veranderd denken in DNA zijn besproken. 

Het NBW bestaat uit 8 boeken, het wetboek dat straks als oud zal worden bestempeld had er 4. Geen van de 8 boeken is grondig in DNA besproken. Sommige boeken zijn helemaal niet aan de orde gekomen. Er is heel summier gesproken over maar enkele punten uit het personen- en familierecht. 

De bedoeling is dat het NBW op 1 mei in werking treedt. De deskundigen die menen dat ze recht hebben om in de publiciteit te komen, zijn rijkelijk laat om 2 dagen voor de inwerkingtreding de regering te vragen om de datum te verschuiven. Er zijn boeken die min of mee overeenkomen met wat er thans in het BW is opgenomen. De regering zou eventueel die laten doorgaan en de meer complexe boeken op een andere datum. 

Terecht wordt gesteld dat de juridische sector zich niet omstandig heeft laten om- en bijscholen om adequaat het juridische vak te kunnen uitoefenen. Maar dat men niet voorbereid was, wist men al in februari van het jaar. De regering heeft de omscholing heel slecht georganiseerd. De juristen zowel in de private als de publieke sector zullen moeten worden bijgeschoold. De bijscholingskosten zijn enorm als juristen die uit hun vak niet veel verdienen, de omscholingskosten zelf moeten betalen. 

Het Surinaams BW schijnt in veel opzichten een exacte kopie te zijn van het Nederlands recht, als dat recht bekeken wordt in de staat waarin het zich bevond rond de eeuwwisseling. In de nieuwe eeuw zijn er nadat ons concept af was tijdens de regering Venetiaan, wijzigingen opgetreden in het Nederlandse civiele recht die niet zijn meegenomen in ons BW. 

Met de invoering van het NBW lijken we in elk geval te gaan bevestigen dat Suriname de facto een kolonie is gebleven van Nederland. Onze rechters zijn bijvoorbeeld verslaafd aan de Hoge Raad die op basis van Nederlandse waarden, cultuur en normen recht schept en uitspreekt. Dat Nederlands referentiekader verschilt enorm met het Surinaamse, wat betekent dat Surinaamse rechters op basis van onze waarden- en normen Surinaamse jurisprudentie moet scheppen wat voor de wetgever aanleiding moet zijn om die te incorporeren in nieuwe wetgeving. 

Het Surinaams recht zal straks lijken op het Nederlands recht. maar het is niet uitgesloten dat achtergronden en impliciete invloeden vanuit andere delen van wetten die in in Suriname niet bestaan, een bepaald denken beïnvloeden bijvoorbeeld bij de rechterlijke macht in het Europees land die bovendien ook gedreven wordt door iets wat wij niet kennen: het Europees Sociaal Handvest. Wat Nederlandse rechters soms ook doen is zich laten leiden door wetsontwerpen die nog in behandeling zijn of het niet hebben gehaald in de Tweede Kamer. 

Al met al gaan we een moeilijke periode tegemoet in de juridische sector. Het lijkt inderdaad handig om gefaseerd het NBW in te voeren, want als we uitgaan van de Nederlandse wordingsgeschiedenis dan zien we dat het enkele decennia heeft gekost om het NBW in te voeren. Enkele keren was het voor lange tijd in de ijskast en ongelooflijk maar waar, een keer omdat de jurist die met de zaak was belast was overleden. Het duurde jaren voordat iemand anders het oppakte. In Nederland is men bewust bezig geweest om recht dat boven de wet was uitgegroeid, weer te ‘bruteren’ en onderdeel te maken van wetgeving. 

Na de Tweede Wereldoorlog was de opinie in de politiek en in de maatschappij veranderd. Begin jaren vijftig bestond er onvrede over het feit dat het geldende recht niet meer terug te vinden was in het Burgerlijk Wetboek, doordat het resultaat van 120 jaar rechtsontwikkeling daarin niet was opgetekend. Het recht was naar mening van de Tweede Kamer te zeer gebaseerd op de inzichten van de rechter, en te weinig op het wetboek. 

Meijers kreeg in 1947 van de regering en de Kamer opdracht om een nieuw Burgerlijk Wetboek samen te stellen. De Commissie Meijers kwam in 1948 met het Ontwerp Meijers voor een nieuw BW. Uiteindelijk duurde het nog tot 1 januari 1992 totdat het grootste deel van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek (NBW) van kracht werd. In 1970 werd met Boek 1 het nieuwe personen- en familierecht ingevoerd. In 1976 voerde men Boek 2 in, inhoudende het nieuwe rechtspersonenrecht (ondernemingsvormen).

Pas in 1992, met het in werking treden van de Boeken 3, 5 en 6 en het eerste deel van Boek 7, werd het Nederlandse vermogensrecht ingrijpend gewijzigd. Het erfrecht, dat in het Derde Boek stond, is toen met behoud van artikel- en titelnummers Boek 4 geworden. Per 1 januari 2003 is dit vernieuwd. 

error: Kopiëren mag niet!