Het idee dat geluk voortkomt uit onwetende onschuld klinkt wrang, maar bevat een kern van waarheid. Wie de complexiteit van het bestaan niet doorziet – de eindigheid van liefde, de absurditeit van lijden, de willekeur van succes – blijft gespaard van existentiële angst. Alsof geluk een soort cognitieve blinde vlek is: je ziet de barsten in de wereld niet, dus loop je er niet over te struikelen.
Kinderen stralen vaak om niets; hun brein filtert chaos nog tot speelse fragmenten. Volwassenen, daarentegen, piekeren over morgen en vergelijken zich met anderen, waardoor simpel geluk verdampt.
Toch is dit geen pleidooi voor domheid. Want zelfs als onwetendheid tijdelijk rust geeft, verandert het niets aan de realiteit. De kunst ligt misschien in het vinden van een balans: weten dat alles broos is, maar toch kiezen voor lichtpuntjes. Een bewust persoon kan verdriet dragen én genieten van een zonsondergang, precies omdat hij beseft dat die vluchtig is. Het gevaar schuilt niet in kennis, maar in het verliezen van verwondering.
Dus nee, geluk is geen kwestie van dom zijn. Het is een keuze om, ondanks alles wat je ziet, ruimte te maken voor schoonheid. Alsof je in een storm staat en tóch besluit te dansen – niet omdat je denkt dat de wind stopt, maar omdat dansen zelf de moeite waard blijft.