Op 1 mei 2025 verdwijnt een stukje geschiedenis in Suriname: de boedelplantages, staatsgronden die sinds de koloniale tijd in overheidsbezit zijn, gaan definitief over naar erfgenamen van de oorspronkelijke eigenaren. Voor duizenden bewoners die er wonen en grondhuur betalen, betekent dit een onzekere toekomst.
De wetgeving, gericht op rechtsherstel, kent de gronden toe aan nakomelingen van plantage-eigenaren uit de slavernij- en contractarbeidersperiode.
Maar voor huidige bewoners, vaak generaties lang gevestigd, is de angst groot. Zij vrezen hogere huurprijzen, verplichte verhuizingen of commerciële ontwikkeling van het land. “Ons huis, onze tuinen – alles staat op het spel”, zegt Martha, een 62-jarige bewoonster van een plantage . “Wie weet wat de erfgenamen willen?”
De overheid hanteerde tot nu toe vaste tarieven voor grondhuur, maar privé-eigenaren kunnen naar verwachting marktconform handelen. Juridisch is onduidelijk hoe rechten van bewoners beschermd worden. Sommigen hopen op onderhandelingen met erfgenamen, anderen organiseren zich voor collectieve aankopen. “We zijn geen pionnen”, aldus een activist die lokale verenigingen ondersteunt. “Dit gaat over ons erfgoed en bestaanszekerheid.”
Ook erfgenamen worstelen met de verantwoordelijkheid. Velen leven buiten Suriname en zien de praktische problemen niet zitten. “Het is een emotionele last”, vertelt een erfgenaam anoniem. “Wij willen recht doen, maar ook conflicten voorkomen.”
Historici wijzen op het symbool van de plantages: een pijnlijk koloniaal verleden, maar ook een thuis voor gemeenschappen.
De komende maanden zijn cruciaal. Zal er dialoog komen tussen oude en nieuwe eigenaren? Of breekt een tijdperk van verlies en verdeeldheid aan? Voor een bewoonster en duizenden anderen hangt er veel van af. “We laten ons niet zomaar wegsturen”, zegt ze vastberaden. “Dit land is ook van ons.”