Saskia staarde uit het raam naar de druppels die langs het glas gleden. Buiten zongen vogels, ondanks de regen die zachtjes uit de grijze lucht viel. Ze dacht aan een citaat dat ze onlangs had gelezen: “Je zou kunnen leven zoals een vogel; die zingt ook terwijl het regent.” Op dat moment wenste Saskia dat ze zelf een vogel kon zijn.
In haar verbeelding zag ze zichzelf opstijgen, de lucht in zwevend met vleugels die haar naar vrijheid droegen. Weg van de beperkingen van het dagelijks leven in Suriname, waar politieke oplichters hun macht misbruikten en de ene leugenaar nog groter was dan de ander. Elk verkiezingsjaar leek een herhaling van dezelfde beloften en teleurstellingen.
Als vogel zou ze deze zorgen achter zich laten. Ze zou zich niet laten vangen door de ellende die haar leven dag na dag somberder maakte. Geen gebondenheid, geen stress over de constante strijd om het hoofd boven water te houden. Vrijheid was wat ze verlangde, een kans om te stijgen boven de chaos.
Maar terwijl de regen bleef vallen, realiseerde Saskia zich dat, hoewel zij geen vogel kon zijn, ze wel dromen kon koesteren en naar de vrijheid blijven streven. Misschien, dacht ze, was dat op zich al een lied waard.
