Verzoekschrift ondergraaft zichzelf en leidt eigen afwijzing in

Lokale gemeenschappen en gezinnen moeten worden tegemoet gekomen

Met deze verzen 2-4 van Psalm 69 beginnen de dignitarissen Pinas en Adjako hun verzoekschrift waarmee ze USD 15 miljoen aan schade claimen bij de president van de Republiek Suriname. Wat als eerste opvalt is dat de verzoekers in hun verzoekschrift de vp aanduiden met ‘zijne excellentie’, maar dat ze dat niet doen met de president. Dat moet dan wel toevallig zijn denken we. 

Opvallend is dat de verzoekers in het prille begin van hun ‘verzoekschrift’  stellen, dat de president en de directie van Staatsolie NV met een mondeling besluit 3 dorpen langs de benedenloop van Suriname onder water hebben gebracht. Dat is een zeer interessante manier van het brengen van de subjectieve waarheid. Het lijkt er dus op, dat de president en de directie van Staatsolie als bedoeling en als opzet hebben gehad om 13 dorpen onder water te zetten, dat ze een besluit mondeling hebben genomen om deze 13 dorpen onder water te zetten.

De vraag rijst dan waarom men denkt dat de president en de directie het doel hebben gehad om 13 dorpen onder water te zetten. Overigens worden de 13 dorpen niet direct genoemd. We denken niet dat gesteld kan worden dat bij mondeling besluit de president en de Staatsolie-directie 13 dorpen moedwillig en opzettelijk onder water hebben gezet. Later komt in het verzoekschrift voor, dat de opdracht van de regering is geweest om meer stroom uit het stuwmeer op te wekken waardoor op het stoken van olie kan worden bespaard waardoor de regering besparingen heeft. 

Ook wordt direct gesteld dat men, kennelijk doelende op de president en de Staatsolie-directie, heeft geweigerd om de dorpen schadeloos te stellen. Nu kunnen wij ons niet herinneren wanneer de weigering formeel is geschied en weten we ook niet of gesproken kan worden van een weigering bijvoorbeeld op een verzoek. Interessant is ook, dat in het verzoekschrift wordt beweerd dat het water is gespuid ‘in de dorpen’, omdat er een vrees was dat de stuwdam door de druk van opgespaard water zou bezwijken. Is het inderdaad waar, dat er een vrees is dat de dam breekt wanneer het stuwmeer vol is? Kan ervan gesproken worden dat het water ‘in’ de dorpen is gespuid? In elk geval vinden wij, dat een onpartijdige instantie een uitspraak moet doen nu of de stuwdam, die een aantal jaren oud is, vanwege ouderdom, materiaalmoeheid of onherstelbare gebreken, inderdaad gevaar loopt om te knappen of coupures kunnen ontstaan als het niveau van het water hoger is dan normaal.

In het verzoekschrift wordt aangegeven dat de bevoegde autoriteiten niet hebben gecommuniceerd met de lokale gemeenschappen en ook geen bekendmakingen hebben gepubliceerd. Dit punt zou dichter bij de waarheid kunnen liggen en hieraan zouden wel consequenties moeten worden verbonden. Wij zijn van oordeel, dat het bedrijf dat belast is met het beheer en de zorg van de stuwdam uitvoerig en intensief had moeten communiceren met de lokale gemeenschappen. We kunnen ons niet voorstellen dat men water is gaan spuien zonder zich te vergewissen van de gevolgen voor de lokale gemeenschappen en vinden wij dat men zelfs een korte impactanalyse had moeten maken van ook de lokale flora en fauna. Het een en ander zou erop kunnen wijzen, dat er geen degelijke overlegsystemen zijn tussen Staatsolie en de lokale gemeenschappen. Dat kunnen wij ons niet voorstellen bij een bedrijf dat beweert om corporate social responsibility te hebben. 

Opvallend is dat de verzoekers beweren dat 8.000 gezinnen (in de 13 dorpen) het slachtoffer zijn geworden van het spuien met water. Interessant is ook dat de verzoekers ervan uitgaan dat de regering bij de beoordeling van de claim gebonden is aan de Emancipatiewet van 3 oktober 1862 op basis waarvan de slavernij in 1863 in de Nederlandse koloniën werd afgeschaft. De verzoekers beweren, dat de nakomelingen van de slaven tot heden aanspraak maken op een ‘recht op welzijn’ welke hen bij wet is beloofd en waaraan ook de huidige regering van de Republiek Suriname, kennelijk als opvolger van de koloniale regering, Wat moet onder dit recht op welzijn worden begrepen? Er wordt in het verzoekschrift gesproken over waarborgen in materiële zin. Maar, men zegt ook dat het dwingen tot verhuizing van de lokale gemeenschappen tegen deze wet is. 

Het voert echter te ver om de recente opsluiting van 2 personen die bepaalde strafbare uitlatingen hadden gedaan, door de politie waren opgesloten, in verband te brengen met de Emancipatiewet. Een van de personen zou in zijn buik zijn geschoten. De vraag rijst wat het verband is tussen de watersnood in het binnenland en de case van de 2 personen (Pinas en Mussendijk). Wij denken verder, dat het niet klopt dat in het Samaaka vonnis van het Inter-Amerikaans Hof van 2007 is bepaald, dat aan de tribale gemeenschappen ‘eigendomstitels’ moeten worden gegeven over de grond die ze bewonen en bewerken. 

Opmerkelijk is de stelling van de verzoekers dat het gebruikelijk onderhoud van het stuwmeer sinds het aantreden van de nieuwe regering (en de wisseling van eigenaar: van Suralco naar Staatsolie) niet meer plaatsvindt en dat specialisten niet meer worden ingezet. Is dat wel de waarheid? De autoriteiten moeten daarover wel de waarheid vertellen. Zonder in te gaan op de verklaringen van een persoon Kalloe vragen we ons af wat die te maken hebben met de president en de regering. Het verzoekschrift ontbeert uiteindelijk door verwijzingen als ‘Hindoestaanse en Creoolse mensen’ en ‘Hindoestaanse man’  een serieus karakter en leidt naarmate het vordert naar het einde, zijn eigen afwijzing in. De verzoekers stellen ‘volk’ gelijk met ‘Creoolse volk’. 

Het verzoekschrift komt uit een verziekt geest uit Holland. Het verzoekschrift is op zich niet serieus te nemen, waarmee we niet zeggen dat de regering de lokale gezinnen en gemeenschappen niet tegemoet moet komen, want dat moet wel gebeuren.            

error: Kopiëren mag niet!