Mensenrechtendeskundige mr.Waterval: “Breng artikel 152 Strafrecht naar Constitutioneel Hof om te toetsen aan strijdigheid met Grondwet”

In het kader van het tweejarig bestaan van het Constitutioneel Hof heeft Margo Waterval, die Suriname op internationale in verschillende mensenrechtenorganisaties heeft mogen vertegenwoordigen, donderdag tijdens een speciaal seminar haar mening gegeven over het de afgelopen dagen bediscussieerde artikel 152 in het Wetboek van Strafrecht inzake belediging van een staatshoofd en een vicepresident.

Ze legde kort uit hoe internationale verdragen een impact hebben op Surinaamse wetgeving. De verschillende verdragen die Suriname heeft geratificeerd heeft ze een in een kleine samenvatting weergegeven aan de aanwezigen.

Ze ging verder in op het vraagstuk en maakte haar standpunt duidelijk door met nadruk te wijzen op artikel 19 in de Grondwet dat aangeeft dat een ieder het recht heeft om door de drukpers of andere communicatiemiddelen, zijn gedachten of gevoelens te openbaren en zijn mening te uiten, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Verder noemde ze in haar standpunt ook nog artikel 19 lid 2 van het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Zaken en artikel 13 lid 1 van het Amerikaans Verdrag voor de Mensenrechten die als grondslag gebruikt kunnen worden bij het geval van toetsing door het Constitutioneel Hof. Verder werden er ook heel wat relevante oude gevallen die te maken hebben met hetzelfde vraagstuk als bron door mr. Waterval genoemd.

Ze gaf uitvoerig aan dat mensenrechten “ook al zijn ze dan van de hoogste orde, met andere woorden het recht op leven” niet absoluut zijn. Ze benadrukte, dat er een of meerdere wetten boven zullen staan, de doodstraf was voor haar een duidelijk voorbeeld.

Waterval is de mening wel toegedaan, dat er sancties behoren te zijn op het beledigen, maar voegde gelijk bij haar betoog de ‘general comment’ toe, dat aangeeft dat het loutere feit dat vormen van meningsuiting als beledigend voor een publieke figuur worden beschouwd, niet voldoende zijn om het opleggen van straffen te rechtvaardigen. Alle publieke figuren, dus ook zij die het hoogste gezag uitoefenen zoals de staatshoofden en regeringsleiders, worden legitiem aan kritieke- en politieke oppositie  overgelaten.

Ze beëindigde haar informatieve inleiding met de nadruk op “aanwezige juridische gemeenschap”. Het artikel 152 in het Wetboek van Strafrecht moet ter tafel gelegd worden bij het Constitutioneel Hof inzake toetsing op het aspect van al of niet strijdigheid met de Grondwet en internationale verdragen. Geen oordelen werden vanuit de kant van de mensenrechtendeskundige uitgesproken, maar haar standpunt was duidelijk.

GW

error: Kopiëren mag niet!