Omgekeerde bewijslast bij wet seksuele intimidatie roept vraagtekens op

Verschillende Assembleeleden zijn vorige week donderdag tijdens de behandeling van de ontwerpwet geweld en seksuele intimidatie op de werkplek, gevallen over het artikel waarin bepaald wordt, dat de bewijslast ligt bij degene die geweld of seksuele intimidatie verweten wordt. Men vindt, dat het rechtssysteem niet zo werkt. De bewijslast dient bij degene te liggen die met de beschuldiging komt. De vrees is dat anders situaties ontstaan waarbij men onterecht en ongegrond beschuldigingen tegen zich krijgt, omdat degene die de klacht heeft ingediend niet met de bewijzen hoeft te komen. De goede naam en eer van de beschuldigde kan hierdoor worden aangetast. Mensen dienen ook hiertegen beschermd te worden.

Assembleeleden vragen de regering om het aspect van bewijslast nader te  bekijken. 

Ook de procedure bij de indiening en behandeling van een klacht over geweld en seksuele intimidatie op de werkplek dient heel helder en scherp aangegeven te worden in de ontwerpwet. De ontwerpwet geweld en seksuele intimidatie op de werkplek heeft over het algemeen wel de ondersteuning van het parlement. Enkele zaken moeten echter beter geregeld en geformuleerd worden. 

De wet is bedoeld om werknemers, vooral vrouwen beter wettelijke bescherming te bieden tegen geweld en seksuele intimidatie op de werkplek. De regering zal morgen, dinsdag, ingaan op de opmerkingen en vragen van het parlement. 

SS

error: Kopiëren mag niet!