Schipholgate: beslaglegging 19,5 miljoen euro

In SJB 2021 no. 3, hebben mr. A. Verbruggen en mr. R. de Bree (hierna tezamen te noemen: VB) een interessant commentaar geschreven: Beschouwing bij arrest H.R. d.d. 6 juli 2021.
De Schipholgate (zo genoemd door mr. A. Harmsma) heeft zowel in Nederland als in Suriname veel belangstelling gewekt in juridische en financiële kringen. Bij beschikking van 24-12-2019 oordeelde de Rechtbank in Nederland dat het beslag dat het Openbaar Ministerie (O.M.) in Nederland had gelegd op een geldzending die onder auspiciën van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) had plaatsgevonden, diende te worden opgeheven.
De Rechtbank was van oordeel dat de geldzending immuniteit genoot.
De Hoge Raad (H.R.) was echter een andere mening toegedaan.

Casus
Sinds jaar en dag komen meer contante euro’s Suriname binnen dan het land (spontaan) verlaten. De overtollige contanten komen terecht bij de banken. Om de contante middelen weer op bruikbare wijze toe te voegen aan de liquide middelen van de bank, dienen deze giraal te worden gemaakt. Lange tijd vond dit plaats doordat de banken de contanten overbrachten naar een bank in het eurogebied, waarna de rekening die de Surinaamse banken aanhielden bij die bank in het eurogebied werd gecrediteerd. Vanwege het verslechterde financiële imago van Suriname verbraken vele correspondent banken de relatie met de Surinaamse banken. Dit leidde ertoe dat de CBvS een coördinerende rol vervulde. CBvS sloot een overeenkomst met de bank of China, die bereid was de contante euro’s in ontvangst te nemen en te giraliseren. door creditering van de rekening van CBvS bij de Bank of China. Deze route verliep via de luchthaven Schiphol. Op deze wijze vonden sinds 2014 regelmatig transporten plaats van contante euro’s.
Medio april 2018 legde het Nederlandse O.M. als een donderslag bij heldere hemel beslag op zo een geldzending van 19,5 Miljoen Euro.

Beschikking Rechtbank
Namens de banken werden klaagschriften ingediend tegen de inbeslagname wegens het ontbreken van rechtsmacht, omdat het beslag op de geldzending in strijd was met het volkenrechtelijk beginsel van staatsimmuniteit. De Rechtbank gaf de klagers gelijk en was van mening dat het beslag moest worden opgeheven.

Cassatie beroep O.M.
Het O.M. ging tegen de beschikking van de Rechtbank in cassatie bij de H.R. met als belangrijkste argument dat de Rechtbank de reikwijdte van het begrip immuniteit heeft miskend. Volgens het O.M. ging het niet om publieke middelen van de Staat Suriname/CBvS.

Conclusie Advocaat-Generaal (A.G.)
Het is in dit verband goed op te merken dat de A.G. bij de H.R. geen deel uitmaakt van het O.M. In Nederland vervullen de Procureur-Generaal (P.G.) en de (A.G.’s) een adviserende rol voor de H.R. in de vorm van het nemen van conclusies. In Suriname maken de P.G. en de A.G.(’s) altijd deel uit van het O.M.. De conclusie van de A.G. bij de H.R. is dat er inderdaad sprake is van immuniteit en dat het cassatieberoep van het O.M. verworpen dient te worden.

Oordeel H.R.
De H.R. is van mening dat een Centrale Bank slechts aanspraak kan maken op immuniteit voorzover het gaat om “property” van de Centrale Bank. “Property” dat bestemd is of wordt aangewend voor de taakuitoefening van de CBvS i.v.m. monetaire politiek en valutabeleid.
Hierbij wordt opgemerkt dat het Angelsaksische begrip “property” niet helemaal identiek met het begrip eigendom van het Surinaamse en Nederlandse recht (CJ).
Aangezien is vastgesteld dat de gelden waarop beslag gelegd is eigendom zijn van de handelsbanken, geniet de geldzending geen immuniteit. De H.R. vernietigt de beschikking en verwijst de behandeling van de klaagschriften naar het Gerechtshof Amsterdam. Dit moet volgens Nederlandse recht zo gebeuren omdat de H.R. geen feitenrechter is, maar slechts oordeelt over schending van het recht en verzuim van vormen (CJ).

Commentaar auteurs
Gesteld wordt dat het onderwerpelijk arrest de eerste uitspraak is, die ziet op de rechtsmacht in de relatie tot immuniteit. VB zijn van mening dat het Nederlandse ingrijpen in het transport van de Surinaamse contante gelden hoogst opmerkelijk te noemen is. De geldtransporten vonden immers al jaren met zekere regelmaat plaats. Het betrof steeds een geldzending die enkel “in transit” was. De auteurs stellen een gewetensvraag: Zou Nederland het middel van strafrechtelijke handhaving door het leggen van beslag ook durven hanteren, indien het was gegaan om een geldzending onder auspiciën van de Centrale Bank van een dichter bevriende natie met meer (politieke) economische en militaire slagkracht?
VB zijn voorts van mening dat het oordeel van de H.R. meer een literatuuroordeel lijkt, dan één waarmee de H.R. het volkenrechtelijk gewoonterecht van immuniteit van Centrale Banken tot uitdrukking brengt. De H.R. geeft naar de mening van VB geen positieve uitleg, maar zijn redenering heeft meer weg van een “omdat ik zeg”- oordeel. Het staat volgens hen ook vast dat er in casu sprake is van een ingrijpen in het handelen van een soevereine staat. De Surinaamse economie is hard getroffen en het monetaire stelsel gedestabiliseerd. Het gebrek aan toelichting en de opbouw van de uitspraak van de H.R. leiden naar de mening van VB tot de gedachte dat naar het doel toe is geredeneerd!

Commentaar CJ
De beschouwing van VB is zeer kritisch, maar goed beargumenteerd. Overigens geheel in lijn met de beschikking van de Rechtbank en de conclusie van de A.G.. De vraag die n.a.v. de uitspraak van H.R. bij mij opkomt is of politiek en recht altijd gescheiden kunnen zijn. Indien de H.R. de opvatting van de Rechtbank en de A.G. had gevolgd zou dat niet alleen geleid hebben tot teruggave van de 19,5 Miljoen Euro, maar zou de Staat Suriname de mogelijkheid hebben om een miljardenvordering in te stellen tegen de Nederlandse Staat wegens het destabiliseren van zijn monetaire stelsel en het daaruit ontstane nadeel. Aangezien de H.R. de gestelde rechtsvraag in het nadeel van de CBvS (Suriname) heeft beantwoord is het m.i. niet verwachtbaar dat het Gerechtshof tot teruggave van de in beslag genomen gelden zal oordelen. Maar dit betekent niet dat CBvS geen enkel kans van slagen heeft, omdat in de procedure bij het hof alle andere aspecten die in het oorspronkelijke klaagschrift naar voren waren gebracht en door het slagen van het beroep op de immuniteit niet waren behandeld, nu in volle omvang zullen worden bekeken en beoordeeld.

NB: In het bovenstaande is het commentaar van de auteurs op gecomprimeerde wijze weergegeven. Voor een goed begrip van hun argumentatie is lezing van de volledige tekst in SJB 2021 no. 3 noodzakelijk.

Carlo Jadnanansing

Paramaribo, 17 januari 2022.

error: Kopiëren mag niet!