Bij 46 jaar onafhankelijkheid

Aan de vooravond van 46 jaar onafhankelijkheid schrijven we dat het herstel van de economie enorme stagnatie loopt. Het grootste probleem waarmee de natie te kampen heeft is het uitblijven van investeringen. De regering heeft de investering van een bedrijf aangekondigd dat in de waterstofproductie zal/zou investeren. De projecties voor werkgelegenheid waren ook direct gemaakt en de opbrengsten voor de staat. Nu zijn er bezwaren naar boven komen drijven met betrekking tot het imago van de personen van de investeerders en de herkomst van het kapitaal. Er is ook bezwaar tegen de afspraken die de regering heeft gemaakt met betrekking tot de afzet van energie. Wij denken dat in deze Suriname moet kiezen voor zijn belangen. Wij moeten niet op een zwarte lijst van bijvoorbeeld witwassen geplaatst worden.

Maar wij moeten ook kiezen voor investeringen, wij moeten kiezen voor werkgelegenheid en verhoging van het bbp. Suriname moet kritisch zijn, maar ook kijken naar zijn belangen. In Suriname is er een gewoonte dat er een natuurlijke gewoonte in 46 jaar is ontwikkeld om te vechten tegen alles dat Suriname mooi en groot maakt en vooruit brengt. We verwijzen naar een het meest recente voorbeeld: de stand van zaken bij onze nationale heren voetbalselectie. Elke keer wanneer er bijvoorbeeld exporten op gang komen of er gesproken wordt over de vergroting van de landbouwproductie op industriële schaal, staan er asociale krachten in de Surinaamse samenleving op om daartegen te protesteren. Het opvallende daarbij is dat de regering capituleert en toegeeft aan de druk. Intussen zien we dat door nationaal leiderschap er we goede ontwikkelingen geboekt worden in Guyana.

Na 26 jaar constateren wij nog steeds dat personen die de dienst uitmaken en adviezen geven aan regeringen, niet geloven in Suriname. Heel vaak wordt bij vernieuwingen opgemerkt dat veranderingen in Suriname niet zullen werken. We hebben gemerkt dat bij 46 jaar de natievorming onder druk staat, maar de druk zeker aankan. De regering moet wel ervoor waken dat er niet veel tegen de schenen wordt getrapt van groepen waarvan men denkt dat die grote sprongen vooruit hebben gemaakt, omdat ook onder die groepen er schrijnende armoede heerst.

Bij 46 jaar merken we dat Suriname in de kern niet in staat is geweest om zijn problemen op te lossen. Dan hebben we het over corruptie, over oneerlijke concurrentie, over milieuvervuiling en over de verwevenheid van politiek en vakbeweging en kapitaal en politiek.

We zien dat bij 46 jaar onafhankelijkheid dat Suriname er behoorlijk verwaarloosd eruitziet. Dat zeggen ook bezoekers die het land aandoen. Bermen worden gemaaid, maar niet geharkt. Het lijkt alsof mensen snel een njan aan het maken zijn. De straten zijn vies, de Wegenautoriteit krijgt op dit stuk een dikke onvoldoende. Werknemers werken op rotondes maar ronden het werk niet af. Men doet alsof men werkt, maar de aanwas van zand blijft op de straten hangen.

Suriname is wel in staat geweest om de internationale samenwerking op een hoger niveau te brengen, maar dat heeft zich niet vertaald in enige tastbare resultaten voor de Surinaamse natie. Armoede is een potentieel Surinaams probleem en dat na 20 jaar weer. We hopen dat bij de culturele beleving van de onafhankelijkheid, alle segmenten van de Surinaamse cultuur worden meegenomen. En dat er harder wordt gewerkt aan de natievorming waarbij grote stappen al zijn gemaakt. We zien echter dat bij Cultuur er weer sprake is van een eenzijdige benadering en dat er een enge invulling wordt gegeven van het begrip ‘Surinaams’.

Op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijke republiek los van het Koninkrijk der Nederlanden. Suriname was van 1667 tot 1954 een kolonie van Nederland en daarna een land binnen het Koninkrijksverband. Aan de Surinaamse onafhankelijkheid is een proces van dekolonisatie voorafgegaan waarvan een groot deel daags voor de onafhankelijkheidsdatum werd voltooid.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren alleen de gebiedsdelen van het Koninkrijk in De West niet bezet door Duitsers (Nederland) of Japanners (Nederlands-Indië). Op 7 december 1942 – precies een jaar na de aanval op Pearl Harbor – gaf koningin Wilhelmina tijdens een radiotoespraak vanuit Londen aan dat de overzeese gebiedsdelen na afloop van de oorlog een grotere mate van vrijheid zouden krijgen. Dit werd door een deel van de Surinamers opgevat als een stap naar de onafhankelijkheid. Bij de viering van 35 jaar Surinaamse onafhankelijkheid wilde het Nationaal Archief van Suriname de “akte van erkenning” tentoonstellen. Deze bleek echter in Suriname niet meer te vinden. Dit laatste geeft aan hoe Suriname omgaat met zijn geschiedenis en de grote Surinamers. Die worden als grof vuil aan een kant gezet.

error: Kopiëren mag niet!