Het bestrijden van armoede is het probleem niet; dat is het scheppen van welvaart

Henry R. Ori

Het woord armoedebestrijding was jarenlang in zwang in de wereld van ontwikkelings- samenwerking. Donoren gaven aan dat je als land programma’s moet ontwikkelen voor armoedebestrijding. Nu is het woord armoedebestrijding in onbruik geraakt.

Vandaag de dag zijn de magisch woorden ‘Hoe bevorder je voorspoed voor je burgers’ en ‘Bruto Nationaal Geluk’ ter vervanging van Bruto Nationaal Product.

Dit vraagstuk is actueel in Suriname, want Pina is tegenwoordig een gevleugeld woord, waarmee men wenst aan te geven dat we het als burgers financieel moeilijk hebben: armoedeval, het verschijnsel dat mensen die (relatieve) armoede lijden nauwelijks mogelijkheden hebben hun maatschappelijke situatie te verbeteren, koopkracht verlaging, hoge prijzen en waardeverlies van onze eigen nationale munt. Armoede wordt dan gedefinieerd als het gebrek aan voldoende geld (inkomen) om een bepaald consumptiepatroon te volgen, ter bevrediging van de behoeften die in Suriname als minimaal noodzakelijk worden geacht. En precies daar wringt de schoen.

De scheidslijn tussen armoede en welstand wordt aangeduid als de armoedegrens. Er is sprake van armoede als het inkomen van het huishouden onder de armoedegrens valt. De definitie hiervan verschilt tussen het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS), Stichting Projecthulp Suriname (SPS), de Wereldbank (WB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), wat resulteert in verschillende armoedepercentages.

Wat is de armoedegrens in Suriname?

Hoeveel heeft een gezin van vier personen (man, vrouw en twee kinderen) per maand nodig om te kunnen rondkomen? Is dat SRD 3.500, = 4.000, = of 5000, =?

In regeringskringen wordt voortdurend nagedacht over creatieve ideeën om de nood van het volk te lenigen. Wat is de beste optie? Suriname kent een scala aan instrumenten (voedselpakketten, CIS, gaarkeukens, waardebonnen, koopkrachtversterking, etc.) die eerder zijn ingezet om burgers tegemoet te komen. Maar of ze naar verwachting gewerkt hebben, daar weten de bevoegde instanties weinig van.

Er zijn vele factoren die oorzakelijk kunnen zijn aan armoede. Is het puur een inkomenskwestie van de ouders en ligt het aan de ontoereikendheid van lonen, uitkeringen en overige inkomensvoorzieningen? Of zijn er ook andere factoren die een rol spelen bij armoede? Oorzaken van armoede kennen we genoegzaam in interne oorzaken: – Persoonlijk gedrag: ontbreken van vaardigheden, motivatie of zelfvertrouwen, schaamte. – Gebrekkige structuur of disfunctioneren van instituties: bureaucratie, ontoegankelijke regelingen, ongelijke inkomens- en vermogensverdeling.

Maar ook in externe oorzaken: – Persoonlijke gebeurtenissen: ziekte, ongeval, baanverlies, echtscheiding, gezinsuitbreiding. – Institutionele stigma’s: vooroordelen door instanties, media. – Economische, maatschappelijke en demografische ontwikkelingen: economische crisis, conjunctuur, afname in werkgelegenheid, migratie.

Er zijn echter ook groepen die al in armoede leven, en groepen die een groter risico lopen om in armoede te geraken. We moeten nu wat meer durf aan de dag leggen om een Surinaamse invulling te geven aan het begrip armoede. 

Armoede is een absoluut tekort, dat objectief kan worden bepaald op basis van de beschikbare middelen. We moeten onze armoedegrens baseren op een lijst met minimaal noodzakelijke goederen en voorzieningen met daaraan gekoppelde referentiebedragen. Deze lijst is gebaseerd op informatie van bijvoorbeeld een Nationaal Instituut voor Budgettering op grond van wetenschappelijk onderzoek en meningen van deskundigen. Je kan nog onderscheidt maken tussen het basisbehoeftenbudget en het niet-veel-maar-toereikend budget.

Het basisbehoeftenbudget houdt rekening met de veelal onvermijdelijke uitgaven aan voedsel, kleding, wonen, verzekeringen, niet-vergoede ziektekosten en persoonlijke verzorging.

Het niet-veel-maar-toereikend budget omvat daarnaast minimale kosten voor ontspanning en sociale participatie, zoals een korte vakantie en het lidmaatschap van een sport- of hobbyclub. Nu vraag ik me af of een auto of mobieltje wel of niet noodzakelijk geacht moet worden? Ik zeg ja want openbaarvervoer laat te wensen over in ons land. En, in deze moderne tijd: waar zouden we zijn zonder een mobieltje?

Armoede onder kinderen is onlosmakelijk verbonden met de armoede van hun ouders. Het terugdringen van armoede onder kinderen vraagt daarom ook inzicht in knelpunten rondom werk en inkomensondersteuning, schulden, gedragswetenschappelijke inzichten, en het perspectief van kinderrechten.

De staat moet passende maatregelen nemen als ouders hun primaire verantwoordelijkheid ten aanzien van hun kinderen verzaken, dan wel niet in staat zijn om daaraan naar behoren invulling te geven. Ik zou graag zien dat we het durven grenzen te stellen en tabellen te maken met doelgroepen: Alleenstaande, Paar met 2 kinderen, Paar met 3 kinderen, Eenoudergezin, Eenoudergezin met 2 kinderen en Eenoudergezin met 3 kinderen. Hoeveel SRD heb je per maand nodig in Suriname?

Integrale aanpak

Bij de bestrijding van armoede onder ouders en kinderen horen verschillende partijen op zowel landelijk als lokaal niveau te worden betrokken, publiek en privaat. De overheid kan de uitvoering van het armoedebeleid en de bestrijding van armoede onder de burgers grotendeels decentraliseren naar de districten. Ook scholen en het maatschappelijk middenveld spelen een grote rol. De overheid is aanspreekbaar op de uitkomsten van het systeem. De overheid zet landelijke instrumenten in gericht op het versterken van de economische en financiële zelfredzaamheid van mensen, en op het verminderen van de effecten van armoede onder burgers. De overheid faciliteert de districten, het maatschappelijk middenveld via wet- en regelgeving, budgetten en subsidies.

Het goed richten van beleid en instrumenten begint met goed inzicht in de doelgroepen en verschijningsvormen van armoede. We moeten per wijk, ressort, en district de sociale kaart maken met kenmerken van burgers. Waar wonen de burgers en wie zijn de burgers die in armoede opgroeien, welke burgers hebben kort dan wel langdurig te maken met armoede?

Er moet worden ingespeeld op de variatie in de doelgroep. De indruk bestaat dat sommige doelgroepen, zoals kinderen in de districten, en alleenstaande moeders, structureel niet voldoende in beeld zijn of komen voor voorzieningen die de gevolgen en oorzaken van armoede compenseren of wegnemen. Het is belangrijk dat de overheid en bestuursdiensten in de districten samen inzetten op kennisvergroting en het zoeken naar oplossingen. Het zou goed zijn een armoederegisseur (coördinator) per district (of regio) te benoemen, die aanspreekbaar wordt voor het realiseren van de landelijke kwantitatieve doelstellingen vertaald naar districtsniveau. Zet een voedsel coördinatiecentrum op per district waar je basisgoederen en bruikbare voedsel distribueert.

Het kennismaken met de doelgroep zelf of het bij het beleid betrekken van kinderen, alleenstaande vrouwen, gepensioneerden en jongeren, kan districtsbesturen helpen meer inzicht te krijgen en het beleid beter in te richten. Armoedebestrijding wordt effectiever wanneer betrokken partijen samenwerken. Dat is de integrale aanpak.

De districtsbesturen en maatschappelijk middenveld moeten afspraken maken over het afstemmen van hun taken. Al naar gelang de lokale situatie kan vanuit effectiviteitsoverwegingen een deel van de uitvoering (met bijbehorende middelen) worden uitbesteed aan maatschappelijke organisaties om de doelen te bereiken.-.

Henry R. Ori

error: Kopiëren mag niet!