Hoe schooltaalvaardig zijn onze vijfjarige Surinaamse kleuters?

Naar aanleiding van een uitgevoerd landelijk onderzoek rond de schooltaalvaardigheid van Surinaamse kleuters, presenteren we de lezers het drieluik “Hoe schoolvaardig zijn onze vijfjarige Surinaamse kleuters?” Er wordt verslag aan de samenleving gedaan in 3 delen. Publicatie gebeurt dus in 3 delen, zoals voorgesteld door de auteurs:

Deel 1: Thuistaal versus schooltaal Deel 2: Welke factoren beïnvloeden de taalprestaties van kleuters? Deel 3: De rol van leerkrachten & conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek betreft een samenwerking tussen AdeKUS, LOGOSU, Thomas More (België) en de Katholieke Universiteit Leuven (België).

Hoe schooltaalvaardig zijn onze vijfjarige Surinaamse kleuters?

Deel 2

Naar aanleiding van een uitgevoerd landelijk onderzoek rond de schooltaalvaardigheid van Surinaamse kleuters, presenteren we de lezers het drieluik ‘Hoe schoolvaardig zijn onze vijfjarige Surinaamse kleuters?’. In drie opeenvolgende delen belichten we ‘Thuistaal versus Schooltaal’ (deel 1), ‘factoren die de taalprestaties van kleuters beïnvloeden’ (deel 2) en ‘de rol van leerkrachten’ alsook ‘conclusies en aanbevelingen op basis van het landelijk onderzoek’ (deel 3).

In Deel 1 beschreven we de hoofdanalyse betrekking hebbende op de schooltaalvaardigheid van vijfjarige Surinaamse kleuters. Deze analyse benadrukte de nood aan bijkomend onderbouwd wetenschappelijk onderzoek in Suriname met het oog op het opstellen van betrouwbare en valide taalinstrumenten.

Vandaag deel 2.

Welke factoren beïnvloeden de taalprestaties van kleuters?

Invloed regio

Eerdere (reeds oude) slagingspercentages toonden zwakkere schoolprestaties voor kinderen in het binnenland van Suriname in vergelijking met kinderen uit andere Surinaamse regio’s (Krishnadath & Verwey-Deley, 1999). We wilden dus nagaan of deze verschillen nog bestaan en zo ja, al aanwezig zijn vanaf de kleuterjaren en voor de start in leerjaar 3. Hiervoor deelden we de tien districten van Suriname op in drie hoofdregio’s.

Uit de resultaten bleek dat kinderen uit het urbaan gebied (Paramaribo en Wanica) en ruraal kustgebied (Para, Nickerie, Saramacca, Coronie en Commewijne) als groep beter scoorden dan de groep kinderen uit het ruraal binnenland (Marowijne, Sipaliwini en Brokopondo). Deze groepsresultaten zijn op zich niet verrassend. Kinderen in het ruraal binnenland komen buitenschools immers nauwelijks of niet in contact met de schooltaal, het Nederlands. Zij hebben dus minder ervaring met het Nederlands, wat betreft taalinput (= het taalaanbod dat ze ontvangen in het Nederlands), maar ook wat betreft taalgebruik (= het eigen gebruik van het Nederlands). Dit betekent echter niet dat het overgrote deel van deze kinderen een algemene taalontwikkelingsstoornis heeft. Hiervoor moeten we hun prestaties in de moedertaal mee in rekening brengen en dit werd in dit onderzoek niet in kaart gebracht. In een meertalige context spreken we immers enkel van een taalontwikkelingsstoornis wanneer een kind moeilijkheden vertoont in alle talen die hij of zij verwerft (Schraeyen, De Kerf, & Mostaert, 2013).  De moedertaal is immers de basis waarop elke andere taal geleerd wordt. Onthoud dus dat de regio een invloed heeft op de prestatie als groep, met een nadeel voor de groep kinderen uit het binnenland. Maar, en dit is cruciaal, zoals verder in dit artikel duidelijk zal worden, zegt dit niets over de individuele prestaties van kinderen in het binnenland. Er zijn immers nog andere factoren die de taalprestaties van kinderen mee beïnvloeden.

Invloed thuissituatie: opleidingsniveau van de ouders

Een andere belangrijke factor is de socio-economische status (SES) van de ouders.  Eenvoudigweg verwijst SES naar de positie die een persoon inneemt op de maatschappelijke ladder: beroepsstatus, opleidingsniveau, inkomen … (Verweij, 2010).. Uit onderzoek blijkt dat deze SES van ouders dan ook een voorspeller is voor de kwaliteit, kwantiteit en diversiteit van de taal die zij hun kinderen aanbieden en dus voor de schoolprestaties van kinderen (Aram, 2005; Edelman & Waterfall, 2007). Kinderen uit een lager SES-milieu lijken minder ontwikkelde taalvaardigheden te hebben en hebben vaak een achterstand op school die grotendeels veroorzaakt worden door verschillen in de omgeving van deze kinderen (Aikens & Barbarin, 2008) en dus niet door een zwakke taalaanleg van het kind (al kan dit ook in geval van een onderliggende stoornis).

In deze studie brachten we het opleidingsniveau van beide ouders in kaart via een ouderbevraging. Aangezien de moeders in deze studie in 75% van de gevallen aangaven de hoofdverzorger te zijn en dus de meeste tijd met hun kind door te brengen, ten opzichte van slechts 4% van de vaders, staan we hier iets uitgebreider stil bij de invloed van het opleidingsniveau van de moeder op de prestaties van haar kind.  Kinderen waarvan de moeder een HBO/Universitair of VOS-diploma behaalde, scoorden beter voor taalproductie (dit is een sok), taalbegrip (wijs de bal aan) en correcte woordvorming (een hond, een hondje) in de schooltaal dan kinderen waarvan de moeder een GLO/MULO/LGBO/VOJ-diploma behaalde. Voor taalproductie was er bijkomend ook een verschil tussen HBO/Universitair en VOS in het voordeel van de eerste groep.  Hieruit blijkt dus een duidelijke invloed van het opleidingsniveau van de moeder op de schooltaalprestaties van het kind. Dat betekent niet dat de rol van de vader geminimaliseerd mag worden, in tegendeel. We kunnen kort vermelden dat kinderen waarvan de vader een GLO-diploma behaalde als groep slechter presteerden dan kinderen waarvan de vader een hoger diploma behaalde. 

Het ouderlijk opleidingsniveau beïnvloedt dus de taalprestaties van het kind en dit sluit mooi aan bij bovengenoemde internationale onderzoeksbevindingen.

Opleidingsniveau boven regio

Wat als we beide factoren, regio en opleidingsniveau, samen in rekening brachten? Uit de resultaten bleek dat kinderen in het binnenland waarvan de moeders een hoger diploma hadden dan moeders uit het ruraal kustgebied of urbaan gebied, hóger scoorden dan kinderen uit deze laatste regio’s waarvan de moeders een lager diploma behaalden. Dus, kinderen in het binnenland presteren als groep dus mogelijk wel zwakker dan kinderen uit andere gebieden (zie invloed regio), maar dat betekent niet dat ze per se allemaal slechtere resultaten behalen. Het opleidingsniveau van de moeder speelt dus een nog belangrijkere rol.

Invloed thuistalen

We stelden vast dat kinderen die thuis geen Nederlands spreken, het als groep slechter doen dan kinderen die thuis Nederlands spreken (al dan niet in combinatie met andere talen). Dit groepsresultaat is opnieuw niet verrassend. De kinderen hadden op moment van testing minder dan twee jaar onderwijs genoten. Voor kinderen die thuis geen Nederlands spreken, betekent dit dus minder dan twee jaar blootstelling in het Nederlands. Dit in tegenstelling tot alle andere kinderen, die in de voorschoolse periode (weliswaar in verschillende mate) al een taalaanbod in het Nederlands kregen. Uit internationaal wetenschappelijk onderzoek weten we dat kinderen die hun tweede (of derde …) taal verwerven op school, twee tot drie jaar nodig hebben om basistaalvaardigheden in deze (school)taal te ontwikkelen (indien goed taalaanbod). De kinderen met de Surinaamse thuistalen (zonder Nederlands) in onze proefgroep kunnen dus beschouwd worden als kinderen die nog volop deze basisschooltaalvaardigheid aan het ontwikkelen zijn. Dat verklaart waarschijnlijk hun lagere prestatie als groep ten opzichte van kinderen die al langer taalaanbod kregen in een taal die aansluitend ook de schooltaal werd. Betekent dit dan dat we ouders moeten aanraden om thuis meer Nederlands te spreken? Neen, helemaal niet! De thuistaal vormt de basis voor elke nieuwe taal die geleerd wordt dus het is belangrijk deze te blijven ondersteunen, zodat het Nederlands vlot kan blijven ontwikkelen. Wel een meerwaarde kan zijn om ouders te ondersteunen in het optimaal inzetten op de thuistalen, met tegelijk een positieve houding ten aanzien van de schooltaal. Belangrijk opnieuw te onthouden is dat niet elk kind met een thuistaal anders dan de schooltaal sowieso zwakker zou scoren dan een kind dat thuis wel wordt blootgesteld aan het Nederlands.Volgende keer deel 3: ‘De rol van leerkrachten’ alsook ‘Conclusies en aanbevelingen op basis van het landelijk onderzoek’

error: Kopiëren mag niet!