Hoe schooltaalvaardig zijn onze vijfjarige Surinaamse kleuters?

Naar aanleiding van een uitgevoerd landelijk onderzoek rond de schooltaalvaardigheid van Surinaamse kleuters, presenteren we de lezers het drieluik “Hoe schoolvaardig zijn onze vijfjarige Surinaamse kleuters?” Er wordt verslag aan de samenleving gedaan in 3 delen. Publicatie gebeurt dus in 3 delen, zoals voorgesteld door de auteurs:

Deel 1: Thuistaal versus schooltaal

Deel 2: Welke factoren beïnvloeden de taalprestaties van kleuters?

Deel 3: De rol van leerkrachten & conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek betreft een samenwerking tussen AdeKUS, LOGOSU, Thomas More (België) en de Katholieke Universiteit Leuven (België).

Hoe schooltaalvaardig zijn onze vijfjarige Surinaamse kleuters?

Deel 1

Naar aanleiding van een uitgevoerd landelijk onderzoek rond de schooltaalvaardigheid van Surinaamse kleuters, presenteren we de lezers het drieluik ‘Hoe schoolvaardig zijn onze vijfjarige Surinaamse kleuters?’. In drie opeenvolgende delen belichten we ‘Thuistaal versus Schooltaal’ (deel 1), ‘Factoren die de taalprestaties van kleuters beïnvloeden’ (deel 2) en ‘De rol van leerkrachten’ alsook ‘Conclusies en aanbevelingen op basis van het landelijk onderzoek’ (deel 3).

 Vandaag deel 1.

Thuistaal versus Schooltaal

Vanwege onze multiculturele en diverse meertalige bevolking hebben veel Surinaamse leerlingen een thuistaal die verschilt van de officiële schooltaal, het Nederlands. Dit stelt het Surinaams onderwijs voor de complexe taak om leerlingen met sterk uiteenlopende taalachtergronden binnen de school op te vangen en te stimuleren in een vlot schoolproces, met voorop de ontwikkeling en het gebruik van de schooltaal. De schooltaal goed begrijpen (passieve kennis) en spreken (actieve kennis) vormt namelijk de basis om andere schoolse vaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen goed onder de knie te krijgen.

De realiteit is dat veel leerlingen achterophinken omdat ze de schooltaal onvoldoende beheersen. Tegenover het hoge percentage schoolbezoekers staan grote aantallen uitvallers, zittenblijvers, absenten en leerlingen die voor eindexamens afgewezen worden. Uit recente cijfers blijkt dat één op de vijf leerlingen van het basisonderwijs blijft zitten. Suriname heeft daarmee binnen de regio het hoogste percentage zittenblijvers en drop-outs (Fernald, 2017). We horen gelukkig nieuwe geluiden dat het blijven zitten wordt afgeschaft, maar de vraag is wat komt ervoor in de plaatst?

Deze rendementsproblemen spelen nog steeds een grote rol. Onvoldoende erkenning van het schooltaalprobleem in het onderwijs heeft consequenties voor het behalen van voldoende onderwijskwaliteit. Aangezien in Suriname binnen het onderwijs een stringent leerstofjaarklassensysteem gehanteerd wordt, waarbij alle kinderen met dezelfde methode in dezelfde tijd de leerstof doorwerken, zijn de kinderen van wie de moedertaal een andere is dan de schooltaal mogelijk in het nadeel. In een aantal gevallen zijn dit kinderen van ouders met een lage scholing die het Nederlands niet beheersen en een lage sociaaleconomische status hebben in de maatschappij. Vooral in het binnenland zijn er buiten de school nauwelijks mogelijkheden om de schooltaal op te pikken of zelfs maar in de omgeving te horen (Krishnadath & Verwey-Deley, 1999).

Om in te schatten of er sprake is van een schooltaalprobleem voerden we vanuit de Research Unit Logopedie (RUL, www.rul-suriname.com), verbonden aan de Anton de Kom Universiteit, in het schooljaar in 2018/2019, het allereerste (in de geschiedenis van Suriname) landelijke onderzoek naar de mondelinge taalvaardigheden in de schooltaal bij leerlingen in het tweede leerjaar van het basisonderwijs. Dit onderzoek kon rekenen op steun van MinOWC. 789 leerlingen, verspreid over 164 scholen in Suriname, en met een gemiddelde leeftijd van 67.79 maanden werden hierbij getest door getrainde logopedisten.

Ongeveer 20% van deze kinderen sprak thuis geen Nederlands. 29% van de geteste leerlingen sprak enkel Nederlands. 51% van de leerlingen sprak thuis een combinatie van Nederlands met ten minste één andere taal.

Het hoofddoel van dit onderzoek was om de mondelinge schooltaalvaardigheid van vijfjarige kleuters in kaart te brengen. Daarnaast wilden we nagaan of we kindgebonden of omgevingsfactoren zijn die de mondelinge schooltaalvaardigheid van deze kleuters positief of negatief beïnvloeden. We denken hierbij aan de regio waarin de kleuter schoolloopt, de talen die het kind spreekt, maar ook het ouderlijk opleidingsniveau.

Hoe goed begrijpen en spreken onze kleuters de schooltaal?

De kinderen werden onderworpen aan een taaltest die bestond uit drie belangrijke taalcomponenten: het begrijpen van zinnen (taalbegrip), het produceren van woorden in zinnen (taalproductie) en het toepassen van correcte woordvormen (taalstructuur). Tabel 1 geeft een beknopt overzicht van de taalcomponenten met telkens een aantal concrete voorbeelden.

TaalcomponentVoorbeeld
Taalbegrip: het kind wijst de juiste afbeelding aan (uit vier afbeeldingen) die hoort bij de aangeboden zin.Dit kan ik eten. De jongen heeft een bal.
Taalproductie: het kind benoemt het juiste woord dat past bij een afbeeldingWat is dit? [sok] Wat is zij aan het doen? [huilen]
Taalstructuur: het kind vult een aangeboden zin correct aan op basis van een afbeeldingDit is een jongen en dit is … [een meisje] Deze jongen staat. Deze jongen …… [zit]

Tabel 1. Taalcomponenten die onderzocht werden.

Aangezien er voor Suriname tot op heden geen taaltests ontwikkeld zijn, werden de bovengenoemde taalcomponenten onderzocht met testonderdelen uit de Nederlandse bewerking van de Clinical Evaluation of Language Fundamentals Preschool-2 (CELF-Preschool-2-NL) (Wiig, Secord, & Semel, 2004; Nederlandse bewerking door de Jong, 2012), een taaltest die in andere Nederlandstalige gebieden gebruikt wordt.

Voor de taalcomponent ‘zinnen begrijpen’ scoorde 59% van de kleuters zeer laag tot beneden gemiddeld.  39% scoorde gemiddeld, en 2% van de kleuters scoorde bovengemiddeld tot zeer hoog. Dat betekent dus dat meer dan de helft van de kinderen niet de gemiddelde norm haalt op vlak van taalbegrip in het Nederlands.

Voor de taalcomponent ‘actieve woordenschat’ scoorde het overgrote deel van de leerlingen (87%) zeer laag tot beneden gemiddeld. Slechts 13% scoorde rond het gemiddelde, terwijl geen enkel kind in de categorie bovengemiddeld tot zeer hoog scoorde. Dat betekent dat de actieve kennis van het Nederlands zwak is voor meer dan twee derde van de kleuters.

Voor de taalcomponent ‘Woordstructuur’ behaalde 67% van de kinderen een zeer lage tot beneden gemiddelde score, terwijl 30% van de kinderen een gemiddelde score behaalde. 2% van de kinderen behaalde een bovengemiddelde tot zeer hoge gemiddelde score. Ook hier zien we opnieuw dat meer dan de helft van de kleuters niet de gemiddelde norm haalt op vlak van taalbegrip in het Nederlands.

Zijn deze resultaten nu verontrustend of niet? Hierop is het antwoord ja en neen.

Ja, want het toont aan dat veel vijfjarige kleuters echt nog wel uitgedaagd worden op vlak van hun mondelinge schooltaalvaardigheid met een potentieel moeilijke start in leerjaar 3 als gevolg.

Neen, want de onderzoeksresultaten moeten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. De kinderen in onze studie werden noodgedwongen vergeleken met kinderen uit dezelfde leeftijdsgroep in andere Nederlandstalige taalgebieden, in dit geval in Vlaanderen, België. Dat is niet ideaal, we spreken van een niet-representatieve normgroep, maar de enige mogelijkheid momenteel, net omdat er nog geen enkele mondelinge taaltest genormeerd is voor gebruik in Suriname. Het opstellen van normgegevens in Suriname is echter cruciaal om kinderen met een potentieel (taal)probleem te kunnen identificeren. We mogen op basis van deze resultaten dus niet besluiten dat alle kinderen die beneden gemiddeld of laag scoorden een effectief taalprobleem hebben, maar op basis van het hoge percentage in de lage resultaatszones, vermoeden we wel dat er wel een behoorlijk percentage kinderen aanwezig is met taalmoeilijkheden in de schooltaal. En dat is op zich wel verontrustend als je weet dat dit de basis is om vlot aan leerjaar 3 te beginnen, het moment waarop onze kinderen leren lezen en schrijven in de schooltaal.

Volgende keer deel 2: Welke factoren beïnvloeden de taalprestaties van kleuters?

Prof. Henri Ori

error: Kopiëren mag niet!