Is dit onze economie?

Dat de rechtsgeleerde ook wel jurist wordt genoemd is nog te vatten. Dat de rechter daarnaast rechtspreker of magistraat heet,  is ook niet zo vreemd. Maar de economist? Zal die de persoon zijn voor wie de getallen en grafieken van grotere  betekenis zijn in zijn of haar denken en praten over de economie? Voor de leek is het zoeken geblazen wat econometrie betekent en wie de econometrist is. Die zijn waarschijnlijk de wiskundig georiënteerde economen. De Vereniging van Economisten is er kennelijk niet om economie te onderrichten. Maar dat maakt  kennisdeling niet overbodig. De vele specialisaties in de economie hebben waarschijnlijk ertoe geleid dat de essentie waar het in deze wetenschap om gaat geleidelijk aan op de achtergrond geraakt is. Zo heeft de Nederlandse econoom doctor Arnold Heertje, prominent wetenschapper en auteur (nu wijlen) ook erop gewezen dat de onderwaardering van natuur en cultuur het negatief gevolg is van de overspecialisatie in de economie. De Vereniging van Economisten is er voor kritiek en commentaar, voor advisering en begeleiding, maar waarschijnlijk niet voor het contact met de gemeenschap, wat van een middenveldorganisatie wel verwacht mag worden. Zo uitzonderlijk is dit verschijnsel ook weer niet. Want ook de Vereniging van Medici laat, op wat relaties met de overheid over het honorarium na, niet veel van zich horen. Actief is de voorzitter van de economistenvereniging overigens ook wel. Een gelukkige omstandigheid, temeer waar onze economen doorgaans weinig spraakzame mensen zijn. Misschien dat de pratende economen ook wat licht kunnen werpen op de betekenis van de  aandachtseconomie, de belevingseconomie, de economie van goed en kwaad, de kenniseconomie,  de economie van list en bedrog en de politieke economie. Aanverwante familieleden weliswaar van hun kennisterrein, maar uiteindelijk blijft economie toch “de economie”. Woorden als welvaart en welzijn worden als synoniemen beschouwd. Dat wil zeggen, woorden van gelijke betekenis, wat niet het geval is. Uitleg hierover siert onze afgestudeerde economen, terwijl ook de socioloog of de filosoof hierover wat mag zeggen. De welvaartstheorie bestaat er niet voor noppes. Dat weet de econoom ook wel. Het gaat in de economie immers niet slechts om geldzaken of over schaarste. De welvaartstheorie maakt ook duidelijk dat het gewoon onzin is iets of een ontwikkeling als “economisch niet- verantwoord’ aan te merken, omdat die economie op zich niet bij machte is te bepalen wat nu wel of niet gedaan mag worden, aldus dr. Heertje.  Anders gezegd: de economie heeft geen voorschrijvende kracht of beoordelende bevoegdheid. Was dat het geval, dan zou niet de politiek bepalen wat gebeuren moet. Als wetenschap heeft de economie niets te zeggen over het economisch leven van de staat, over haar huishouding. Dit moeten de economen ook belichten en niet doen voorkomen alsof het alsmaar de economie is wat de klok slaat. Zonder technische kennis in huis valt ook niet veel te beleven. Wat zeggen de economen ervan dat de invloed van de markteconomie merkbaar nadelige gevolgen heeft voor de wereld, waaronder de opwarming van de aarde en groeiende ongelijkheid in de wereld?  Als een regiem het voor elkaar krijgt slechts 10 (tien) procent van de staatsinkomsten beschikbaar te stellen voor het onderwijs, heeft zij zichzelf daarmede in eigen voet geschoten, maar meer nog de maatschappij gedupeerd, die het in een streven naar  hoger ontwikkelingsniveau juist moet hebben van eigen deskundig kader. Nu wordt kader als begrip onderscheiden naar het lager, midden- en hoger niveau. Het is een kwestie van keuzebepaling, waarop de nadruk in voorkomende gevallen moet worden gelegd. Neemt ons land genoegen met middenkader, dan wordt daardoor aangegeven dat de middelmatigheid voldoende geacht wordt voor de maatschappelijke instandhouding, alwaar met handhavende en voortzettingsprocessen genoegen wordt genomen, terwijl de ontwikkelingsgerichte processen niet zo belangrijk zijn. Dat houdt vervolgens in dat de samenleving door enkele maatschappijbeheerders wel op poten gehouden zal kunnen worden, zoals het voetbalstadion of de dierentuin een beheerder heeft, of zoals de bosbeheerder zijn groene domein bewaakt. Deze landelijke beheerders zullen dan slechts op financiële data en criteria het land trachten te beheersen. Dat gaat vervolgens ten koste van de kwaliteit van de maatschappij, omdat deze zelfde lieden weinig of geen benul hebben van wat er achter ‘hun’ cijfers schuilgaat. Dat de economie in Suriname overwegend op geldzaken is gericht, blijkt ook wel hieruit dat veel belangstelling van zowel overheids- als van private zijde bestaat voor aangelegenheden die (gauw) geld opleveren. Zo bijvoorbeeld wat er nu als  duurzame inkomstenbron  de aandacht heeft. Het is te verwachten dat projecten, waaraan niet op korte termijn geld te verdienen valt, in dit tijdsgewricht vooral  weinig of geen aandachtswaarde zullen genieten.  Hoe het thans gesteld is met de vorming van kwelders (aanslibbing) aan de noordzijde van ons land als natuurlijke zeewering is merkbaar geen aandachtspunt voor het openbaar bestuur. Daar valt immers geen geld mee te verdienen. Opmerkelijk overigens wanneer het nu zo is dat de overheid naar eigen zeggen de toekomst van land en volk voortdurend voor ogen houdt. Zonder bescherming tegen het oprukkende zeewater evenwel geen land meer, dus ‘’vaarwel toekomst’’.  Bijgevolg: ook geen duurzaamheid en ook geen economie meer. Je zou als burger toch mogen verwachten dat een bevlogen regeringsleider het betreffende project van onze even toegewijde hydroloog zou adopteren. Of  zou de verbeelde  kunstmatige kustbescherming nog steeds de waan van de dag zijn?

Stanley Westerborg

Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!