Phagwa in tijden van Corona

Door: Carlo Jadnanansing

Phagwa viel dit jaar op maandag 29 maart. Overeenkomstig de van overheidswege gedane oproep om het feest in klein (familie) verband te vieren, besloot ik gevolg te geven aan een uitnodiging van mijn familie om een gezellig samenzijn te hebben bij mijn broer in Saramacca. Toen ik omstreeks zeven uur de terugtocht aanvaardde naar mijn woning aan de Waterkant, werd ik in de Henck Arronstraat geconfronteerd met een onverwachte drukte. Het verkeer zat muurvast.

De oplossing leek te komen van de zijde van de politie, die met een prowagen zich een weg probeerde te banen door het verkeer. Dit lukte ook, maar de politieauto loste zich op in de rest van het verkeer en van enige doorstroming was niets te merken. Ter hoogte van het Bisschopshuis vroeg ik aan de mensen die mij een lift hadden gegeven om uit te stappen en te voet te proberen mijn huis te bereiken.

Aan de Waterkant aangekomen zag ik ter hoogte van de Centrale Bank tot mijn verbazing dat de hele omgeving gevuld was met een mensenmassa. Ik vroeg mij af wat de reden hiervoor was, aangezien de aanwezigen mij geen traditionele phagwa-vierders leken. De omgeving was gevuld met personen die etnisch aangeduid worden als onze marronbroeders en zusters.

Toen ik bijna mijn huis bereikt had, zag ik de portier op de uitkijk staan. Ik vroeg hem wat de reden was voor deze drukte en hij kon mij dat niet verklaren. Was het een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid of waren er andere redenen?

Voor ik het gebouw betrad kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en vroeg ik in het sranan aan een goed geklede jongeman met een blikje bier in zijn hand wat de reden was van wat leek op een volksoploop. Hij keek mij verbaasd aan en antwoordde: “Vader, ma yu mus sabi toch. We fir Phagwa!”

Ik zette de conversatie met mijn jonge landgenoot, die duidelijk verrast was door mijn vloeiende conversatie in het sranan (ik praat beter sranan dan sarnami) even voort. Hij vertelde mij dat in zijn groep de viering van het Phagwafeest één van de hoogtepunten van het jaar was. Zelf zei hij mij dat dit feest hem veel meer plezier en genoegen schenkt dan bijv. de manspasi dey. En dat zou gelden voor heel vele mensen uit zijn omgeving.

Ik wees hem er toen op dat er van overheidswege restricties waren voor de viering en  of hij daarvan niet op de hoogte was. Enigszins beschaamd zei hij van wel, maar dat de drang om het uitbundige feest te vieren veel groter was dan het volledig in acht nemen van de regels. In dit verband wil ik mijn guru in de Indiase filosofie en religie, Jnan Adhin, citeren die in zijn boek Hindoe-Feest en Hoogtijdagen het navolgende zegt:

“Het Holifeest dat ook onder de dialectische benaming Phaguá bekend staat, is een nieuwjaarsfeest en een overwinningsfeest met een universeel en democratisch karakter: de viering ervan beperkt zich niet tot de belijders van slechts één godsdienst, maar de hele buurtschap doet eraan mee, zonder onderscheid van rang of stand, leeftijd of geslacht. De Holi die een demonstratie van een fundamenteel vertrouwen in leven en mensheid is, is geen zuiver godsdienstig feest, doch heeft zowel een filosofische als een religieuze inslag, terwijl de viering ervan een sterk folkloristisch karakter draagt. “

Hetgeen ik aan de Waterkant heb ervaren was helemaal in overeenstemming met de bovenstaande woorden van Jnan Adhin.

Terugkerende naar mijn gespreksgenoot vroeg ik hem op welke wijze hij en zijn groep het feest vieren. Hij antwoordde mij dat het volgens hem op dezelfde wijze was als de hindoestaanse groep dat deed. Lekker eten, drinken, dansen en elkaar met poeder bestrooien en kleurstoffen besprenkelen. Ook goede muziek uit de eigen cultuur hoort erbij. Maar ook vertelde hij mij dat normaliter het hoogtepunt van het feest in de Palmentuin, met alle bevolkingsgroepen, gevierd wordt, maar dat het dit jaar helaas niet mogelijk was. Vol trots vertelde hij mij dat zijn groep het vorig jaar de jaarlijks gehouden Makhan Chor battle gewonnen had. Bij deze wedstrijd wordt er een pot gevuld met kleursel op zes meter hoogte tussen de palmbomen gehangen en moet men in zo weinig mogelijk tijd door in een groep op elkaar te klimmen, de pot zien te bemachtigen.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik zelf nooit deelgenomen hebt aan een Phagwafestiviteit in de Palmentuin, maar dat het verhaal van mijn gespreksgenoot zoveel indruk op mij gemaakt heeft dat ik daarover ben gaan nadenken. Dit vooral omdat gedurende de laatste maanden allerlei berichten in de media verschijnen alsof er sprake zou zijn van een verscherping van de etnische verschillen. Hiertegenover staat de realiteit van het vieren van een feest op een wijze die er juist op wijst dat er eerder sprake is van een prachtig stuk integratie.

Ik vraag mij af of er andere landen zijn met zoveel bevolkingsgroepen als wij, waarbij gezegd kan worden dat de ene groep een feest dat oorspronkelijk van een ander groep afkomstig is tot het zijne gemaakt heeft. Met andere woorden een mooier voorbeeld van verbroedering is moeilijk te vinden.

Misschien is het interessant voor sociale wetenschappers om na te gaan of het hier beschreven verhaal wel klopt. Men zou een onderzoek kunnen instellen naar de beleving van het Phagwafeest  binnen de verschillende bevolkingsgroepen van onze samenleving.

Mijn voorlopige indruk is dat naast de hindoestaanse groep het Phagwafeest vooral onder onze marronbroeders en zusters een heel belangrijke plaats inneemt. Als dat inderdaad zo is, zou Suriname op dit gebied een voorbeeld kunnen zijn voor de rest van de wereld.

Vóór ik mijn woning betrad vroeg mijn jonge gespreksgenoot mij of hij mijn met wat poeder mocht bestrooien, hetgeen ik natuurlijk toestond. Van mijn zijde haalde ik een parfumflesje uit mijn zak en besprenkelde hem met de beste Phagwa-wensen.

Ik kon het niet nalaten om nog vanuit mijn balkon met uitzicht op de Surinamerivier naar de feestende menigte te kijken. Allemaal blije Surinamers die op gepaste wijze zich verpoosden aan de oevers van de rivier.

Er is nog hoop voor Suriname!

Paramaribo, 5 april 2021.

error: Kopiëren mag niet!