Spanningsveld tussen Wetenschap, Politiek en de Burger

deel 3

In deel 1 heb ik laten zien dat de conclusies die getrokken worden uit de data, verzameld door de wetenschap, even goed zijn als de data zelf die gebruikt wordt om die conclusies te trekken. In deel 2 heb ik gesproken over de manier hoe de overheid met de bevolking communiceert en de componenten binnen de gemeenschap die de overheid heeft verzuimd te betrekken bij de voorbereiding en implementatie van de gedragsregels om COVID-19 te bestrijden. Gedragsverandering bij de mens is een complexe zaak. De ontwikkelingspsychologie leert ons dat gedragsverandering bij kinderen, die vanwege hun leeftijd een korte levenshistorie hebben, niet van lange duur is wanneer alleen dwangmaatregelen worden toegepast. Bij de volwassene, die een langere levensduur heeft, is het nog moeilijker om langdurige gedragsverandering teweeg te brengen. In feite kan die gedragsverandering alleen optreden wanneer cognitieve dissonantie (conflicten) in ons denken is verminderd. Door een verminderde cognitieve dissonantie wordt de interne locus van controle versterkt. Het is onze interne locus van controle die maakt dat wij ons gedrag aanpassen in de richting van de informatie die wij ons eigen hebben gemaakt. Als de cognitieve dissonantie sterk is, wordt de informatie slecht opgenomen, dus vindt er een mindere mate van gedragsverandering plaats die van korte duur is.

Gedragsverandering is niet uniform. Kinderen die in hetzelfde gezin opgroeien volgen niet allemaal de regels van de ouders even goed op. Dus is het duidelijk, dat niet iedereen die deel uitmaakt van de bevolking de regels van de overheid altijd opvolgt. Wanneer de burgerij via sociale/religieuze instellingen is betrokken bij het besluitvormingsproces, is het waarschijnlijker dat een groter deel zij zich aan de regels zal houden. Welke kans heeft het COVID-19 managementteam naar mijn mening gemist? De gemiste kans is om de religieuze en sociaal-culturele organisaties te betrekken bij de planning en implementatie van de interventie-  methoden. Compliance gedrag is nooit honderd procent. Dit kunnen ouders beamen. Maar je kan het percentage verhogen door rekening te houden met de interne locus van controle. In een cultureel en religieus diverse samenleving zoals Suriname kan de overheid via het COVID-managementteam proberen deze organisaties meer te betrekken bij de planning en implementatie van de beschermende maatregelen tegen het SARS-2 virus. De overheid heeft verzuimd religieuze, sociale en onderwijsinstellingen op te nemen in de planning en uitvoering van het management plan.

In plaats van alleen maar protocollen uit te delen aan religieuze instellingen kon de overheid met religieuze leiders afstemmen hoe zij de mensen die behoren tot hun organisatie kunnen bewegen om de interne locus van controle te verhogen. Immers, de leden van deze organisaties hebben meer vertrouwen in hun leiders, dan ze hebben in de overheid. Ook buurtorganisaties en andere sociale instellingen die een ledenlijst hebben, zouden betrokken kunnen worden. Onderwijsinstellingen zoals de ADEK (IGSR) zouden benaderd kunnen worden om de effectiviteit van bepaalde regels die geïmplementeerd worden te toetsen. Er zijn voldoende Bachelors en Masters studenten die onder leiding van hun docenten ervaring willen opdoen in psychosociaal onderzoek. 

Dit zou het COVID-management team kunnen helpen bepalen welke maatregelen het meest effectief zijn en hoe de gemeenschap te benaderen voor een hogere compliance percentage.

Maar het is niet te laat om deze stappen te ondernemen, want het SARS-2 virus dat COVID-19 veroorzaakt, verdwijnt niet meer van de aardbodem, net zoals het HIV en EBOLA virus. Virussen worden slapend en kunnen op elk moment de kop weer opsteken.  Het verschil tussen dit virus en de twee bovengenoemden, die levensbedreigende symptomen veroorzaken, is dat bij het SARS-2 virus je geen fysiek contact met de besmette persoon hoeft te hebben. De besmetting kan op afstand plaatsvinden en de gevolgen kunnen even dodelijk zijn.

Wij moeten met dit virus leren leven, zelfs wanneer kudde immuniteit is bereikt. Het effect van dit virus kan langdurige gevolgen hebben voor de economie, de gezondheidszorg, het onderwijs en andere sociale aspecten van de gemeenschap. Dus moeten wij nu voor onze Surinaamse gemeenschap dit soort psychosociaal onderzoek doen en niet wachten op andere landen, want onze cultuur heeft specifieke contouren die niet vergelijkbaar zijn met Nederland, Amerika of welk ander land dan ook. Het is de hoop dat de overheid deze voorstellen zal bestuderen en de relevante partners zal betrekken in plaats van alleen maar dwangmaatregelen uit te vaardigen die slechts leiden tot angst en kortstondige gedragsverandering. Willen wij langdurige gedragsverandering, dan moeten wij de benadering zo aanpassen, dat de interne locus van controle versterkt wordt.

Dr. R.S. Ellecom, Psy.D., Dr.P.H., HSPP

Klinische Neuropsycholoog

Medische Voedingskundig Specialist

error: Kopiëren mag niet!