Kanttekeningen bij de bekendmaking van de Deviezen Cie

t.r. adney

De bekendmaking van de Deviezen Cie omvat maatregelen die o.a. tot doel hebben de wisselkoers te stabiliseren en de nodige deviezen beschikbaar te hebben voor de noodzakelijke importen.

Wat niet geïndiceerd wordt is:

1. op welk niveau de Deviezen Cie de wisselkoers wenst te stabiliseren en de ratio daarvoor;

2. of en hoe de verplichte inwisseling van 30% van de exportopbrengsten zal resulteren in voldoende deviezen voor de financiering van de importen.

Verder vallen in de bekendmaking enkele passages op:

1. het gaat om tijdelijke maatregelen, waarmee de indruk wordt gewekt dat de commissie meent dat binnen niet al te lange tijd de problemen met betrekking tot de deviezen zullen zijn opgelost. Zij impliceert daarmede dat de problemen niet van structurele aard zijn. De Cie gaat er daarom van uit dat de bekendgemaakte incidentele technische ingrepen voldoende zijn om het valutaprobleem op te lossen.

2. de wijze van de presentatie geeft aan dat de Deviezen Cie blijkbaar de leiding heeft en dat zij de CBvS een last geeft waaraan gekoppeld een rapportageverplichting.

Dit bevreemdt natuurlijk omdat van de CBvS als hoogste financiële autoriteit van het land, verantwoordelijk voor een stabiele wisselkoers, verwacht mag worden dat zij de leiding heeft. De Deviezen Cie heeft immers niet de mogelijkheden, noch de kennis en zeker niet de bevoegdheden die de CBvS tot haar beschikking heeft.

Een Effectieve Aanvullende Maatregel

Een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde om de wisselkoers en haar gevolgen te beheersen is dat er in elk geval voldoende netto instroom van valuta moet zijn. In het afgelopen decennium is dit niet het geval geweest. Dit kwam niet alleen door een lagere instroom in de periode 2013 -2016 door het wegvallen van de Bauxiet, maar vooral omdat vanaf 2011 een nog niet verklaarde enorme uitstroom van deviezen geregistreerd werd. Om de wisselkoers binnen betrekkelijk korte tijd te beheersen zijn, gezien de specifieke situatie, aanvullende meer ingrijpende maatregelen dan door de commissie genoemd noodzakelijk. De wisselkoers van de USD is de prijs die in SRD in Suriname betaald moet worden voor één USD. Het zijn daarom vooral binnenlandse factoren die de wisselkoers bepalen en wel de vraag naar USD. Deze vraag is nu blijkbaar significant groter is dan het beschikbare aanbod. De vraag moet gefinancierd worden met SRD. Wisselkoersstijging kan slechts plaatsvinden als het beschikbare aanbod van SRD bestaande uit cash, girale- en spaartegoeden alsook bankkrediet zodanig groot is dat de bereidheid steeds meer te bieden voor een USD domineert.

Van 2010 – 2020 heeft de CBvS ca. SRD 2,5 miljard aan bankbiljetten in omloop gebracht in diezelfde periode namen de SRD girale- en spaartegoeden van particulieren bij de banken toe met ca. SRD 8,0 miljard tot bijna SRD 11 miljard. Daarnaast namen de particuliere girale en spaartegoeden gedenomineerd in buitenlandse valuta toe van ca. $ 0,7 miljard tot ruim $ 1,2 miljard (ruim SRD 10 miljard). Het geschatte reële BBP echter, bleef gedurende de genoemde periode vrijwel constant rond ca SRD 10 miljard. Een voorzichtige conclusie neigt naar de stelling dat de vermogenstoename van de ingezetenen waarschijnlijk meer het gevolg is van vermogensoverdrachten dan door productie gegenereerd.

De grote sommen lokale en vreemde valuta, die samen het reële BBP ver te boven gaan, in bezit bij particulieren openen de mogelijkheid naar believen de koers te manipuleren. Anderzijds kan de CBvS door gebrek aan reserves hier weinig tegen kan uitrichten. Ergo, interveniëren kan voor de economie desastreus uitpakken als de CBvS naast financiële middelen niet over geschikte instrumenten beschikt om negatieve effecten van haar handelen te neutraliseren.

De IMF “ARA Guidance Note” dat minimale reserves indiceert om externe schokken adequaat te kunnen opvangen kan als referentie dienen voor het door de CBvS benodigde bedrag aan deviezen. Dit bedrag in deviezen wordt geschat door1 : 3 maanden import + 100%van de kortlopende vervallende buitenlandse financiële verplichtingen + 20% van de in omloop zijnde lokale munt. Voor de CBvS zou dit neerkomen op ruwweg. $ 1,5 miljard. Deze laatste conditie is in veel minder ontwikkelde landen een probleem omdat die overheden vaak wat te enthousiast met de geldpers omspringen. Om risico’s goeddeels uit te sluiten stelt het IMF bovenop de bovenstaande formule ook nog een veiligheidsfactor van 1,5 voor.

Daar De CBvS vooralsnog niet aan dit minimale criterium kan voldoen, en overigens nauwelijks een deviezenreserve heeft, moet op andere wijze en wel door middel van “capital control” maatregelen worden geprobeerd de wisselkoers te beheersen. De Deviezen Cie heeft met haar maatregelen een eerste stap gezet om in elk geval een voldoende bruto instroom van valuta te realiseren. De issue is dat de genoemde maatregelen waarschijnlijk onvoldoende zullen zijn om de binnenlandse vraag naar deviezen c.q. de wisselkoers te beheersen. Deze wordt immers vooral gedreven door de massale hoeveelheid beschikbare SRD.

Gegeven de hierboven geschetste situatie is een aanvullende maatregel noodzakelijk die de binnenlandse vraag naar valuta volledig nullificeert. Dit zal het geval zijn als er geen lokale deviezentransacties mogen plaatsvinden. Dat wil zeggen dat er een absoluut verbod moet zijn op alle lokale transacties, ook loon- en winstbetalingen, anders dan met de SRD. De deviezen in handen van particulieren en bedrijven zullen dan alleen bruikbaar zijn voor buitenlandse transacties via de commerciële banken.

Concreet betekent dit dat alleen maar cash USD verkocht wordt door de banken als het om reisdeviezen gaat tot het maximale bedrag van $ 10.000, -. Alle andere transacties met het buitenland geschieden giraal. Gelicentieerde cambio’s mogen geen andere valutatransacties doen dan het opkopen van de valuta en die vervolgens op hun rekening bij een commerciële bank storten.

Om een dergelijke situatie te creëren en te handhaven zijn strenge en harde sancties noodzakelijk. Maar daar Suriname zich graag wil spiegelen aan Singapore mag dat geen probleem zijn. Sancties zoals boetes voor rechtspersonen, die deze maatregel schenden, tot bv. 10% van de bruto totale (nationale- en internationale) omzet. En voor natuurlijke personen in beslagnemen van het bedrag in valuta en in SRD retourneren onder aftrek van een boete oplopend tot bv. 25%. Dit soort draconische sancties zullen helpen bij de handhaving.

De crux is natuurlijk hoe e.e.a. te controleren en te handhaven. Het betreft immers banken, grote bedrijven, notarissen, het GLIS, advocaten, goudopkoopbedrijven, cambio’s, politie (afgifte en overschrijving van kentekenbewijzen) en grensposten. Hier ligt dan een uitdaging voor onze juristen, economen en accountants om een effectief en efficiënt bouwwerk van regels, controles, rapportages en sancties op te zetten. Een direct gevolg van bovenbeschreven maatregelen met inbegrip van effectieve handhaving is dat het speculatieve valutaverkeer goeddeels wegvalt en de SRD gaat tenderen naar een reële wisselkoers, waar iedereen baat bij heeft.

Doelgerichtheid en Doelmatigheid criteria van de 30% maatregel

Belangrijk bij overheidsmaatregelen is dat deze doelgericht en doelmatig zijn hetgeen erop neerkomt dat de gewenste doelen binnen tolerantiegrenzen gerealiseerd zullen worden. Deze toets is wat gebruikelijk van een rekenkamer verwacht wordt. De Deviezen Cie geeft als ratio van de 30% maatregel aan dat dit ongeveer het bedrag aan lokale kosten van exportbedrijven is. Volgens deze zienswijze zou het voor de betreffende exportgerichte bedrijven dus geen probleem moeten zijn.

Zowel de goud- als oliesector gelden als zeer kapitaalintensief. De export van goud en olie bedroeg in 2020 volgens een eerste schatting van de CBvS ca $ 1.960 mln resp. $ 154 mln. Samen goed voor ca 90% van de totale goederenexport. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de lokale kosten van deze exportgerichte sectoren ca. $ 630 mln. (30%) bedragen. Of zijn deze maatregelen niet van toepassing op deze twee sectoren of zijn daar contractuele regels dominant? De importen van alleen voedsel, transport en olie bedragen op jaar basis $ 500 – 600 mln. De overige sectoren zoals Bananen, Rijst etc. kunnen op basis van de 30% maatregel dit bedrag bij lange na niet opbrengen.

Het betekent dus dat deze reële opwaartse druk op de wisselkoers door deze maatregel niet wordt weggewerkt. Verheugend is overigens dat het overschot op de goederenrekening van de betalingsbalans voor 2020 geschat wordt op ruim $ 1,0 miljard. Vergeleken met de afgelopen jaren is dit een welkome uitschieter. Daar de overheid bezwangerd is met schulden zal zij niet binnen korte tijd in staat zijn een eigen deviezenvoorraad op te bouwen en zal zij voor de dekking van de SRD moeten blijven steunen op de deviezen van particulieren. Het verbod op binnenlandse transacties anders dan met de SRD helpt slechts een deel van het probleem oplossen. Voor een structurele oplossing is het noodzakelijk dat er voldoende netto instroom van deviezen is via de betalingsbalans en dat het vermogen om geld te creëren aan rationele economische en maatschappelijk verantwoorde banden wordt gelegd.

[email protected] / 3maart2021

error: Kopiëren mag niet!