Wie is er verantwoordelijk?

Op de werkplek is de een verantwoordelijk voor de voortgang van het werk dat beheerst wordt door gedetailleerde instructies. Weer een ander dient zorg te dragen voor de voortgang van het werk dat beheerst wordt door bekende procedures. Wat meer speelruimte heeft de werker die verantwoordelijk is voor de voortgang van de werkzaamheden die beheerst worden door algemene richtlijnen. Elders in de organisatie is een functionaris op hoger niveau verantwoordelijk voor de uitvoering op strategisch niveau, terwijl in maatschappelijk opzicht bedrijfsverantwoordelijkheid in relatie staat tot wetgeving en de heersende opvattingen van de samenleving over verantwoord ondernemen. In werkverband moeten taken en bevoegdheden goed zijn afgelijnd waardoor verantwoordelijkheden duidelijk worden gesteld. Wie werkzaamheden delegeert, blijft verantwoordelijk voor de resultaten. Op het werk omvat verantwoordelijkheid de plicht tot het afleggen van verantwoording omtrent de wijze waarop de opgedragen werkzaamheden zijn verricht alsmede over de wijze waarop van gegeven middelen en bevoegdheden gebruik gemaakt is. Regeringsverantwoordelijkheid staat in rechtstreekse relatie tot de morele verplichtng van openbaar bestuurders tot het opbouwen en instandhouden van een maatschappij waarin elke burger zowel welvaart als welzijn is toebedeeld. Immers, wie het in materieel opzicht naar de zin heeft, heeft niet reeds daardoor goed welzijnsgevoel. Welvaart en welzijn zijn geen identieke begrippen. Enthousiasme tot ondernemen wordt niet bevorderd in de samenleving waarin geen staat gemaakt kan worden op het gegeven woord van de kant van openbaar bestuurders. De politieke verantwoorelijkheid staat in relatie tot de geldende staatsrechtelijke verhoudingen in het land. De eerste en meest fundamentele verantwoordelijkheid in ons land ligt op het bord van politieke ambtsdragers die trouw gezworen of beloofd hebben aan de grondwet en aan alle andere wetten van het land. Waar de grondwet niet gerespecteerd, aldus niet of naar believen wordt nageleefd, kan van de rechtstaat nimmer gesproken worden. Openbaarheid van bestuur regardeert het verantwoordelijkheidsbesef van elke integere overheid. Elke leider draagt verantwoordelijkheid voor het geven van uitleg aan de doelgroep over zijn of haar visie. De partijleider draagt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zijn of haar organisatie die veel meer moet voorstellen dan een geregistreerd aantal leden. Leren spreken in het openbaaar is het constante aandachtspunt van elke verantwoordelijke partijleider. De slagkracht en de dynamiek van de maatschappij wordt in niet te onderschatten mate beïnvloed door de organisatiegraad daarvan. Dat wil zeggen: hoe meer het maatschappelijk leven beheerst wordt door het georganiseerd leven, gevat in georganiseerde kaders, hoe sterker ook die leefgemeenschap zal zijn. Het is daarom de plicht van de overheid zich uitsluitend te richten op die aangelegenheden en aandachtspunten die op zowel korte als middelange termijn een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan maatschappelijke opbouw waarmee het verheffen van de kwaliteit van het leven bedoeld wordt. De overheid draagt verantwoordelijkheid voor een florerende ondernemingswereld middels het bieden van elke vorm van ondersteuning aan het bedrijfsleven en aanmoediging van ondernemingszin. Gloedvolle presentaties geven, over de aandacht welke aan de private sector zal worden geschonken zonder invulling daaraan te geven, is archiefmateriaal. Niet meer dan dat. Diversiteitsbeleid draagt zorg voor het goed samengaan van personen van diverse etnische komaf op de werkplek, terwijl het vooral de regeringsleider is die door zijn houding, uitspraken en handelingen verbindend leiderschap in de multi-etnische samenleving aan de dag dient te leggen. Het is de verantwoordelijkheid van elke burger in ons land de politieke gezagsdragers te ondersteunen in het realiseren van hun beleidsintenties. Daartegenover staat alleszins dat het dezelfde gezagsdragers zijn die kunnen bogen op het volksvertrouwen als gevolg van de integriteit die zij zelf uitstralen. Bewindspersonen dienen te beseffen dat het genieten van vertrouwen volstrekt niets te maken heeft met het uitspreken van mooie woorden en het doen van fraaie beloften, maar dat vertrouwen genieten een verdienste is. Ministers hebben zich te houden aan de gegeven taakstellingen van hun departementen. Beheersmatige taken zijn voor de ambtelijke niveaus, niet voor de minister. De loftrompet steken over inspanningen en successen van de overheid is niet wat de grondwet de ministers heeft opgedragen. In de sterke democratie staat de volksvertegenwoordiging als zelfstandig orgaan tegenover bewindspersonen die het goedgekeurde beleid dienen uit te voeren. In deze democratie tolereert het parlement, indachtig het algemeen belang, geen misbruik van politieke macht en geen misbruik van beschikbaar gestelde middelen voor de beleidsuitvoering. In dit licht bezien bestaat geen ruimte voor het benoemen van assembleeleden tot beleidsadviseur. Het is immers uitgesloten dat de controleur de gecontroleerde van advies mag dienen zonder in functionele conflictsituaties te geraken. Dit verschijnsel getuigt overigens van ernstig gebrek aan inzicht in de ware betekenis van staatsrechtelijke verhoudingen. Volksvertegenwoordigers roepen de regering ter verantwoording. Maar welk instrument staat ons als burgers steeds ter beschikking wanneer wij willen optreden tegen parlementariërs die zich als blinde volgelingen van het regime opstellen en die daardoor uit zelfbehoud hun verplichtingen jegens het volk verzaken? De Rekenkamer is niet de werkarm van het parlement. Deze betutteling wordt nergens in de grondwet ondersteund. De Kamer is een constitutioneel orgaan dat middels objectieve doel- en rechtmatigheidscontrole het politieke verantwoordingsproces ondersteunt. Of de regering de doelmatigheidscontrole op prijs stelt is een andere vraag. De verantwoordingsplicht van de regering jegens de volksvertegenwoordiging wordt door het jaarverslag van de Rekenkamer en middels haar vele  brieven aan individuele beleidspersonen gefaciliteerd. Het “stille bestaan” van de Rekenkamer is overigens opvallend, terwijl haar bruikbare controledocumenten doorgaans weinig belangstelling genieten. De zorg voor goed functionerende overheidsorganisaties die de dienstverlening aan de gemeenschap in stand dienen te houden is de gedeelde verantwoordelijkheid tussen politieke en ambtelijke posities. De wijze waarop met deze verplichting reeds decennia wordt omgegaan is ronduit beschamend. Noem het maar gerust het Surinaamse verantwoordelijkheidsdrama.

Stanley Westerborg

error: Kopiëren mag niet!