Institutionele discriminatie leidt tot val Nederlandse regering

Weer eens zien we een geval waar Nederlandse politici consequenties verbinden aan hun falen. Over dat falen en wel als collectief kunnen de meningen verdeeld liggen, en ook over de noodzaak om als collectief af te treden. Het Nederlands kabinet Rutte 3 heeft de eer aan zichzelf gehouden na ophef over de zogenaamde toeslagenaffaire. Velen zeggen dat ze het wel hadden zien aankomen, de roep naar het inleveren van de portefeuilles was er wel de afgelopen week. De Surinaamse president had net weer contact gehad met de Nederlandse premier hij zou binnen korte tijd op audiëntie gaan, hij was daartoe uitgenodigd. Nu is de kans klein dat de Surinaamse president nog gesprekken zal gaan voeren met een kabinet dat demissionair is geworden. De taak van zo een demissionair kabinet is om de staatshuishouding draaiende te houden zodat aan het koninkrijk (als Staat) en de burgers geen schade ontstaat. En de hoofdtaak is het zo smooth mogelijk organiseren van verkiezingen waardoor een echte regering in het zadel treedt. Nu weten we dat na de verkiezingen de formatie van de regering toch behoorlijk veel tijd neemt. Na de verkiezingen is een formateur, soms enkelen achter elkaar, bezig om partijen bij elkaar te krijgen om een regering te vormen. De meeste partijen zijn namelijk behoorlijk principieel en niet bereid om verraad te plegen tegenover de achterban en de kiezers. Op gegeven lijkt het er wel bijna op dat de formateur partijen aan het bedelen is om aan een regeercoalitie deel te nemen. De gierigheid en ‘haira’ die je ziet in Suriname, waarbij mensen zelfs hun moeder zouden verkopen om in de coalitie te zitten, is een heel verschil met Nederland. Dat betekent dus dat de Nederlandse regering pas in de tweede helft van 2021 weer overleg zal zijn tussen de regering van Suriname en die van Nederland. Het moet ook wel blijken of een volgende regering nog geïnteresseerd zal zijn om zaken te doen met een Surinaamse regering. Het zou kunnen dat de nieuwe regering een andere attitude heeft richting Suriname, een attitude waarbij we dan doen alsof de landen in de geschiedenis niets met elkaar te maken hebben gehad. Wat ons betreft heeft Suriname wel wat aan de samenwerking met een Nederlandse regering. Het heeft dan vooral te maken met de vernieuwingen die we allemaal moeten brengen in Suriname en de nieuwigheden die we in het land moeten introduceren. Het grootste voordeel dat Suriname kan hebben aan samenwerking met Nederland is de beschikbaarheid van Nederlandssprekende technische experts. En uitwisseling van het technisch kader met een duidelijke missie wat veel minder moet kosten dan in een samenwerking met andere landen, omdat er veel Surinaamse diaspora in het land aanwezig is. Een tweede voordeel zou kunnen zijn de grootschalige investeringen in Suriname door de agro-industrie in Suriname. Dit, op basis van wederzijds voordeel, dus niet als een gunst, maar als keiharde business waar de bedrijven hier komen voor winst en exporten vanuit Suriname en daarbij werkgelegenheid scheppen en belastingen betalen. Verder is het altijd goed om goede diplomatieke banden te hebben met de EU, het is dom om ruzie te hebben met landen uit de EU. Politici die niet in staat zijn om goede banden te kweken met de EU zijn niet geschikt om Surinaamse regeringen te leiden. De beste ingang voor Suriname tot de EU is via Nederland vanwege de taal. En Suriname moet wel beseffen dat wij meer hebben aan een samenwerking met Nederland dan zij. Nederland is gewoon in vele opzichten een veel groter, beter ontwikkeld en rijker land. Nederlandse politici hebben soms extra aandacht voor Suriname, maar er zijn er ook die die helemaal onverschillig tegenover ons staan. De Surinaamse regering moet een meer zakelijke draai geven aan de samenwerking en zaken niet voor granted nemen. Nederland is namelijk internationaal, zoals binnen de EU, niet verplicht om een waarde te geven aan het gemeenschappelijk verleden waarin zeker de slavernij en de contractperiode een rol spelen. Dat is iets anders met Indonesië dat op zich een groter land is en waar er ook een oorlog is geweest. Wat de slavernij betreft zijn er namelijk meerdere landen waar bloed aan de handen kleeft. Wij als kleine staat met redelijk goede economische vooruitzichten maar een groot gebrek aan kader en een te kleine beroepsbevolking, hebben de samenwerking wel nodig. Alleen moeten we niet vergeten dat zelfs onder Nieuw Front er spanningen zijn ontstaan met Nederland, omdat de zakelijkheid vanuit onze kant er niet altijd aanwezig was. De samenwerking met Nederland is nu enigszins on hold door de politieke ontwikkelingen, zeker wat betreft de punten die nog uitgewerkt hadden moeten worden. Premier Mark Rutte heeft het ontslag van zijn regering aangeboden aan koning Willem-Alexander. Aanleiding is de zogenoemde “toeslagenaffaire”. Daarbij hadden hoge ambtenaren zonder reden de premies voor kinderopvang van 26.000 gezinnen geschrapt. De premier erkende dat de regering de verantwoordelijkheid draagt voor de manier waarop met de betrokken ouders is omgegaan. Duizenden mensen is groot onrecht aangedaan. Onschuldige mensen zijn gecriminaliseerd, hun levens zijn verwoest. Wat ook speelt is dat de Tweede Kamer daarover onjuist en onvolledig is geïnformeerd. Rutte wil de betrokken ouders snel een compensatie aanbieden van 30.000 euro. De voorbije jaren -en ook onder de vorige regering met sociaaldemocraten- werden duizenden gezinnen onterecht gedwongen om toeslagen van de overheid terug te betalen, terwijl ze daar recht op hadden. Veel van die mensen belandden in de armoede.

Uit een rapport van eind vorig jaar bleek dat niet alleen hoge ambtenaren, maar ook rechters, parlementsleden én ministers niet op de juiste manier zijn omgegaan met ouders die ten onrechte beschuldigd werden van fraude. De val van de regering is te wijten aan ingebakken discriminatie in het Nederlands overheidssysteem en de Nederlandse samenleving. 

error: Kopiëren mag niet!