Domeinbeginsel en grondenrechten

1. Domeinbeginsel 

In het zojuist verschenen Surinaams Juristenblad (SJB 2020 nr. 3) heb ik een artikel geschreven over het onderwerp: Domeinbeginsel, (allodiale) eigendom en grondenrechten. Hieronder volgt een samenvatting ervan. Het domeinbeginsel is het basisbeginsel waarop eigendom in ons land berust. Het is neergelegd in art. 1 Decreet Beginselen Grondbeleid (S.B. 1982 no. 10) en luidt als volgt:

Alle grond, waarop niet door anderen recht van eigen­dom wordt bewezen, is domein van de Staat.

Dit principe is overigens ook vastgelegd in ons Burgerlijk Wetboek, dat stamt uit 1869. De ratio van het beginsel is dat onroerende zaken altijd een eigenaar hebben. Indien er geen aantoonbare rechthebbende is, dan behoort het onroerend goed toe aan de Staat. Historisch gezien speelt dit principe vooral bij het probleem van de verlaten gronden. Maar ook in de binnenstad van Paramaribo kan zich het geval voordien m.b.t. een erf (met gebouw) waarvan uit de registers van het M.I. Glis niet blijkt aan wie het toebehoort. In dat geval moet aangenomen worden dat het eigendom van de Staat is. Het is goed op te merken dat in Suriname m.b.t. de openbare registers het negatieve stelsel geldt. Dit houdt in dat derden via de registers geen absolute zekerheid kunnen verkrijgen over de juistheid van de rechtstoestand van registergoederen (onroerende goederen). Om eigenaar van een registergoed te kunnen zijn is de overschrijving middels een afschrift van de authentieke akte van dat goed noodzakelijk. Maar de overschrijving op zich betekent niet met zekerheid dat het desbetreffende onroerend goed eigendom is van degene te wiens name het staat. De registers kunnen bijv. aangeven dat het onroerend goed staat ten name van X, terwijl deze reeds is overleden. De gerechtigden tot dat registergoed zijn dan niet X, maar zijn erfgenamen.

2. Domeindecreet 1981

In art. 1 is bepaald dat de president bevoegd is om bij resolutie te verklaren dat er een vermoeden bestaat dat op enig stuk grond, anderen het recht van eigendom noch enig ander zakelijk recht bezitten en dat de grond mitsdien deel uitmaakt van het vrij domein van de Staat.

Dit decreet dat zijn wortels heeft in de vervallen Domeinverordening is vooral van belang bij het terugbrengen van verlaten plantages in de boezem van de Staat, maar tevens van toepassing op percelen in woongebieden.

3. Grondenrechten en aboriginal title

Het domeinbeginsel vervult ook een belangrijke rol bij de problematiek van de grondenrechten. Het gaat hierbij om de vraag welke rechten de inheemsen en de marrons hebben op de door hen in stamverband bewoonde gebieden.

Het tot voor kort gangbare standpunt was dat deze gebieden aan de Staat behoren en dat t.a.v. de inheemsen en marrons er een soort gedoogrelatie bestaat met de Staat Suriname. Dit standpunt was onder meer gebaseerd op het domeinbeginsel dat formeel pas in 1982 in onze wetgeving werd opgenomen.

Volgens Quintus Bosz (Q.B.) behoorde het domeinbeginsel echter reeds vóór de vastlegging in onze wetgeving tot het ongeschreven Surinaamse recht. Dit standpunt wordt betwist door Kambel en MacKay (EK en MK ). Zij wijzen erop dat volgens Q.B. onder domein wordt verstaan het privé-eigendom van de Staat en hebben slechts degenen die over titels beschikken welke zijn uitgegeven door de regering, eigendomsrechten op de grond.

Inheemsen en marrons die niet over dergelijke titels beschikken worden dus volgens Q.B. geacht geen eigendomsrechten te bezitten, maar slechts aanspraken en belangen. Voor zover er gesproken wordt in onze wetgeving van rechten wordt naar de mening van Q.B. bedoeld persoonlijke (gebruiks)rechten.

EK en MK zijn van mening dat de interpretatie van Q.B. gebaseerd is op een misvatting. EK en MK beroepen zich vooral op studies van Engelse juristen. Zij komen tot de conclusie dat de oorspronkelijke bewoners een eigensoortig inheemse titel hebben op de grond, welke in verschillende Anglo-Amerikaanse landen door de gerechtshoven is erkend als de “aboriginal” of “indian title”.

Dit recht is gebaseerd op het feit dat de belanghebbenden de betreffende gebieden sinds mensenheugenis hebben bewoond en een eerder bezitsrecht hebben gevestigd.

Het vorenstaande zou gelden voor de oorspronkelijke bewoners van ons land, maar waarop zou het recht van de marrons gestoeld zijn?

EK en MK lijken het recht van de marrons te baseren primair op de historische verdragen en verder op het feit dat zij de gronden reeds eeuwen bewonen en gebruiken.

In de civil law landen (zoals Suriname) kan grond alleen maar toebehoren aan natuurlijke personen en rechtspersonen. Aangezien de stam naar het civiele recht geen rechtspersoon is, en de grond niet aan de individuele stamleden toebehoort, moet ook voor dit tenaamstellingprobleem een oplossing gezocht worden.

Carlo Jadnanansing

error: Kopiëren mag niet!