Suriname 45 jaar soevereine staat

Suriname herdenkt morgen het feit dat 45 jaar geleden staatkundige onafhankelijkheid werd verkregen en de Republiek Suriname ontstond. Deze onafhankelijkheid werd verkregen na intensieve binnenlandse politieke strijd tussen met name de NPS en de VHP. Deze laatste partij was tegenstander van het verkrijgen van de onafhankelijkheid op dat moment. Onder andere was er een vrees van onderdrukking van de ene bevolkingsgroep over de andere, er was dus politiek wantrouwen van de ene groep op de andere. Dit wantrouwen bleek later ongerechtvaardigd, maar het heeft wel lang nagesluimerd en heeft vertragend gewerkt op de natievorming die in Suriname nog niet is volbracht. Tekenen van de onnodige polarisatie die in Suriname teweeg is gebracht rond 1975 door tegenstand tegen de onafhankelijkheid, zijn nog steeds te vinden in de Surinaamse politiek. Het verzet kwam voor een deel doordat de wens om onafhankelijkheid te zijn niet door alle bevolkingsgroepen even veel werd gevoeld. Dat heeft onder andere te maken met cultuur en de manier hoe generaties aankijken tegen het lijden van de voorouders. In de afgelopen 45 jaar hebben wij verschillende soorten regimes in het land gehad, ook een militaire dictatuur met alles wat daarbij hoort, ook executies. We zien dat corruptie als rode draad dwars door deze hele periode loopt tot op heden. De grootste bottleneck voor de ontwikkeling van Suriname is de corruptie en alles wat daarmee samenhangt. Zo is corruptie de oorzaak van de zware achteruitgang van de landbouw. Er is veel belangstelling om goede landbouwgronden zich toe te eigenen als persoon, maar er is minder belangstelling om deze gronden in te zetten voor de ontwikkeling van de sector. Een voorbeeld is het landsbedrijf Landsboerderij. De staat van dit modelbedrijf is bewijs van de aandacht die de LVV-ministers geschonken hebben aan de versterking van de veeteeltsector. Deze sector is geheel en al aan haar lot overgelaten.

In 1954 werd het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van kracht. Koningin Juliana zei hierover in haar toespraak dat Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen “zich gelukkig mochten prijzen dat een lange evolutie, ongeveer begin deze eeuw begonnen, heden een bevestiging vindt in het Statuut”. Suriname kreeg hierbij een grotere mate van zelfbestuur; Suriname mocht binnenlandse aangelegenheden zelf behartigen. Surinamers kregen de Nederlandse nationaliteit.

Onafhankelijkheid kwam in Suriname nauwelijks ter sprake, behalve toen eind jaren ‘50 intellectuelen van zich lieten horen. De Partij Nationalistische Republiek sprak zich uit voor een zo spoedig mogelijke onafhankelijkheid. Volgens deze partij moest Nederland actief meewerken om het kolonialisme te beëindigen. In 1969 kwam, onder leiding van premier Jules Sedney, een coalitie van VHP en de PNP aan de macht. Deze regering vond onafhankelijkheid geen goed idee, maar wilde wel voorbereidingen treffen. Maar de ontwikkelingen verliepen anders. In 1973 viel de coalitie van VHP en PNP. Nog datzelfde jaar kwam de NPS aan de macht. Premier Henck Arron wilde niet later dan “ultimo 1975” Suriname onafhankelijk verklaren. De VHP en VHP-voorman Jagernath Lachmon waren op dat moment in Nederland. Zij vonden Arrons verklaring alleen geschikt voor “binnenlandse consumptie”.

Intussen regeerde in Nederland het Kabinet-Den Uyl van de PvdA. Premier Den Uyl vond dat Nederland geen koloniën meer hoorde te hebben en sprak zich uit voor onafhankelijkheid van de overzeese gebiedsdelen in deze kabinetsperiode, dus uiterlijk in mei 1977. Daarnaast speelde voor de regering ook migratie van Surinamers een rol. Door Suriname op eigen benen te zetten hoopte het kabinet deze toestroom te stoppen. Echter, de toestroom van Surinamers nam alleen maar toe. Nederland moest veel doen om de Surinamers op te vangen. Een stop op de immigratie werd niet ingevoerd. In Nederland reageerden de Surinamers tweeledig: aan de ene kant voelden ze zich het doelwit van een hetze, dus waren ze trots op het streven naar een onafhankelijke staat. Aan de andere kant was het moeilijk om op korte termijn de keuze te moeten maken voor de Nederlandse of Surinaamse nationaliteit.

Nederland begon daarop met de voorbereidingen voor het overleg over de staatkundige toekomst van Suriname. Het eerste grote overleg vond van 18 tot 21 mei 1974 plaats tussen leiders van alle regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden. Uit dit overleg volgde het Haags protocol, met een principebesluit en basisafspraken met regelingen ter voorbereiding van de onafhankelijkheid. Arron reageerde opgelucht en was er tevreden mee. Hij bleef vasthouden aan ultimo 1975. Oppositieleider Lachmon was een fel tegenstander. Er was nog niet eens gesproken over een grondwet die het Statuut zou vervangen. Lachmon had niets tegen het idee van een onafhankelijk Suriname, maar de manier waarop het proces verliep, beviel hem niet. In augustus 1974 werd nog een conferentie belegd door de Surinaamse gemeenschap in Nederland. Onderwerp van deze conferentie was de toescheidingsovereenkomst. Intussen vervroegde Arron de onafhankelijkheid van “ultimo 1975” naar eind november. Volgens de oppositie zou de datum echter verschoven moeten worden naar minimaal 1976, maar de regering besliste anders. Nederland zou volgens de oppositie de soevereiniteit pas over moeten dragen bij een bredere regering. Deze basis was te smal. In februari 1975 reisde Lachmon opnieuw naar Nederland, om steun te zoeken voor een bredere basis voor een goed plan voor de toekomst. Intussen bleven de spanningen hevig in Suriname. Na overeenstemming in juni 1975 restte nog de parlementaire behandeling in Suriname. Het Surinaamse parlement moest veel werk verzetten om alles op tijd af te krijgen. Een conceptgrondwet moest worden goedgekeurd. In die dagen ontstond een machtsspel tussen coalitie en oppositie, dat zich uitte door het overlopen van parlementsleden. Niet veel later had de regering geen meerderheid meer, dus moest het kabinet eigenlijk aftreden. Dat gebeurde echter niet. Gouverneur Johan Ferrier hield zich stil, mogelijk omdat hij na de onafhankelijkheid de eerste president van het land zou worden. Tijdens de opening van het parlementaire jaar op 1 september 1975 kondigde hij aan dat voor 25 november alles gereed moest zijn voor een onafhankelijk Suriname. En alzo geschiedde.

error: Kopiëren mag niet!